ECLI:NL:RBDHA:2024:2235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
NL23.33366
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L. Sinoo, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 had afgewezen. De staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. F. van der Kamp, heeft op 27 december 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening, met name met betrekking tot het niet uitzetten van verzoekster totdat er een beslissing op het bezwaarschrift is genomen.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechter overweegt dat de werking van het bestreden besluit niet wordt geschorst, ook niet bij bezwaar. Aangezien er tussen partijen overeenstemming is dat verzoekster niet uitgezet mag worden totdat op het bezwaar is beslist, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 875,-. Verzoekster is vrijgesteld van griffierecht, waardoor hiervoor geen vergoeding nodig is.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 februari 2024, waarbij de voorzieningenrechter heeft besloten dat de staatssecretaris verzoekster niet uit Nederland mag verwijderen tot vier weken na de beslissing op het bezwaar.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.33366
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. L. Sinoo),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. F. van der Kamp).

Procesverloop

Met het besluit van 20 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van verzoekster om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 27 december 2023 heeft de staatssecretaris medegedeeld dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening, voor zover dat ziet op het niet uitzetten totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan - onder meer - indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorzieningenrechter overweegt dat de werking van het bestreden besluit ingevolge artikel 6:16 van de Awb niet wordt geschorst, ook niet indien tegen dat besluit bezwaar is gemaakt. Tevens overweegt de voorzieningenrechter dat de staatssecretaris ingevolge de Awb
noch de Vreemdelingenwet zelf de bevoegdheid heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit - met de aanzegging aan verzoekster Nederland te verlaten - op te schorten.
4. Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoekster op dit moment moet worden afgezien, bestaat reeds daarom aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
5. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de staatssecretaris te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De kosten zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 875,- (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1, waarde per punt € 875,-).
6. Verzoekster is vrijgesteld voor het betalen van griffierecht, zodat hiervoor geen vergoeding nodig is.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt de staatssecretaris verzoekster uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van € 875,-, te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.