ECLI:NL:RBDHA:2024:2236

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
NL23.33749
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot terugkeerbesluit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die mantelzorger is voor haar moeder, had bezwaar gemaakt tegen een terugkeerbesluit dat was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit was genomen op 20 oktober 2023. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing op haar bezwaar was genomen. De Staatssecretaris heeft op 8 januari 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening, wat de rechter in overweging nam.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet (Vw) geoordeeld dat er voldoende redenen zijn om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De rechter heeft vastgesteld dat er geen geschil meer bestaat over de uitzetting van verzoekster op dat moment, en heeft daarom besloten dat de Staatssecretaris verzoekster niet mag uitzetten tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. Daarnaast is de Staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 875,-. Verzoekster is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, waardoor hiervoor geen vergoeding nodig was.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.33749
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. L. Sinoo),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F. van der Kamp).

Procesverloop

Met het besluit van 20 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van de moeder van verzoekster om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen. Verzoekster is mantelzorger van haar moeder.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het daarin aan haar opgelegde terugkeerbesluit, bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 8 januari 2024 heeft de staatssecretaris bericht dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening, voor zover dat ziet op het niet uitzetten totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan - onder meer - indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorzieningenrechter overweegt dat de werking van het bestreden besluit ingevolge artikel 6:16 van de Awb niet wordt geschorst, ook niet indien tegen dat besluit bezwaar is gemaakt. Tevens overweegt de voorzieningenrechter dat de staatssecretaris ingevolge de
Awb noch de Vw zelf de bevoegdheid heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit - met de aanzegging aan verzoekster Nederland te verlaten - op te schorten.
4. Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoekster op dit moment moet worden afgezien, bestaat reeds daarom aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
5. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de staatssecretaris te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De kosten zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 875,- (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1, waarde per punt € 875,-).
6. Verzoekster is vrijgesteld voor het betalen van griffierecht, zodat hiervoor geen vergoeding nodig is.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt de staatssecretaris verzoekster uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van € 875,-, te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.