ECLI:NL:RBDHA:2024:22519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
NL24.32425
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met biseksuele geaardheid en identiteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1997, heeft op 2 juli 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Minister van Asiel en Migratie op 9 augustus 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 17 oktober 2024, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig zijn.

De eiser stelt dat hij problemen ondervindt vanwege zijn biseksuele geaardheid en de dood van zijn vader, en dat hij tot de Igbo-bevolkingsgroep behoort. De rechtbank constateert dat de minister de geloofwaardigheid van de biseksuele geaardheid van de eiser in twijfel trekt, maar dat de identiteit van de eiser niet langer als ongeloofwaardig wordt beschouwd, omdat er een kleurenkopie van een Nigeriaans paspoort in het dossier is opgenomen. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de referentiekader van de eiser en dat de beoordeling van de dood van de vader niet is uitgevoerd.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan de eiser.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32425
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. A.A. Hardoar),
en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1997] . Hij heeft op 2 juli 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 9 augustus 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, L. Pomper als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard [eiser] te zijn, geboren op [1997] . Hij heeft verklaard dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft en tot de Igbo-bevolkingsgroep behoort. Eiser verklaart dat hij problemen heeft ondervonden en zal ondervinden in Nigeria vanwege de dood van zijn vader. Verder heeft eiser verklaard dat hij biseksueel is en daarom gevaar loopt in Nigeria. Tot slot heeft eiser verklaard dat hij problemen heeft en verwacht vanwege zijn Igbo-etniciteit.
1. Zaak NL24.32426
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante asielmotieven welke motieven op hun geloofwaardigheid beoordeeld zijn:
1.
Identiteit, nationaliteit en herkomst, welk motief deels geloofwaardig en deels ongeloofwaardig is geacht. Nationaliteit en herkomst zijn geloofwaardig bevonden. De identiteit van eiser wordt niet geloofwaardig geacht.
2.
Problemen vanwege de dood van vader. Dit motief wordt niet beoordeeld.
3.
Biseksuele geaardheid, deze is niet geloofwaardig geacht.
4.
Problemen vanwege etniciteit, deze zijn niet geloofwaardig geacht.
5. De minister concludeert op grond van de vier genoemde asielmotieven dat de asielaanvraag van eiser moet worden afgewezen. De aanvraag is als kennelijk ongegrond afgedaan omdat eiser de minister heeft misleid over zijn identiteit2 en omdat hij niet onmiddellijk een asielaanvraag heeft ingediend toen dat voor eiser mogelijk was.3
6. De rechtbank stelt vast dat de beoordeling van het vierde asielmotief, de etniciteit, niet in geschil is. De rechtbank zal daarom hierna slechts ingaan op de overige drie asielmotieven en beoordelen wat partijen hierover hebben aangevoerd. De rechtbank ziet daarbij aanleiding om allereerst de door eiser gestelde biseksuele geaardheid te bespreken en vervolgens op de identiteit van eiser ingaan.
Biseksuele geaardheid
7. In beroep voert eiser over de problemen vanwege zijn biseksuele geaardheid aan dat het voor hem zeer moeilijk is om dit onder woorden te brengen. Eiser is hierdoor beperkt in het horen en verwijst als toelichting naar zijn verklaringen in het nader gehoor. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister rekening dient te houden met het referentiekader van eiser, maar dat dat in dit geval niet is gebeurd.
8. De minister heeft overwogen dat de verklaringen van eiser over zijn geaardheid geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De minister betrekt hierbij dat eiser wisselend heeft verklaard over het moment waarop hij wist dat hij biseksueel is. Ook heeft eiser zijn gevoelens omtrent de (ontdekking van) zijn geaardheid en het verborgen hiervan onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Daarnaast is oppervlakkig verklaard over wie er op de hoogte is van de geaardheid van eiser. Eiser heeft ook summier verklaard over zijn relatie en beschikt over weinig kennis over de LHBTI-gemeenschap in zowel Nigeria als Europa. Omdat eiser deze overwegingen van de minister niet inhoudelijk heeft bestreden, zal de rechtbank daar vanuit gaan.
9. De rechtbank constateert op basis van de beroepsgronden en op basis van hetgeen tijdens de zitting is aangevoerd dat deze beoordeling van de verklaringen van eiser niet in geschil is. Uitsluitend is in geschil of de minister bij die beoordeling rekening had moeten houden met het referentiekader van eiser.
2 Artikel 31b, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3 Artikel 31b, eerste lid, onder h, van de Vw.
10. De rechtbank constateert dat eiser geen (medische) documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Eiser beroept zich slechts op zijn persoonlijkheid, schaamte en cultuurverschillen. Dat eiser – zoals op de zitting door zijn gemachtigde is opgemerkt – weinig zelfinzicht toont en niet in staat is zijn eigen belang te onderkennen dient voor rekening en risico van eiser te blijven. De gestelde schaamte en cultuurverschillen heeft eiser eerst op de zitting naar voren gebracht, zonder dit nader te concretiseren. De rechtbank vindt hierbij van belang dat eiser tijdens het gehoor is medegedeeld dat hij in vrijheid kan spreken en dat alles wat wordt besproken en vastgelegd vertrouwelijk wordt behandeld.4 Ook is eiser medegedeeld dat als hij moeite heeft met bepaalde vragen, om welke reden dan ook, dat hij dat mag aangeven.5 De rechtbank is niet gebleken dat eiser van deze laatste mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.

Beoordeling identiteit en de gevolgen daarvan voor het besluit.

11. Eiser voert aan dat de minister hem ten onrechte tegenwerpt dat hij zijn identiteit niet geloofwaardig heeft gemaakt. Op de zitting is in dit kader naar voren gebracht dat hij ten tijde van zijn aankomst in Nederland en ook ten tijde van het indienen van een eerdere asielaanvraag beschikte over een Nigeriaans paspoort. Dit paspoort is hij vervolgens kwijt geraakt, mogelijk vanwege diefstal. Van deze vermissing is aangifte gedaan en is een proces-verbaal opgemaakt.
12. De rechtbank overweegt dat op de zitting ter sprake is gebracht dat er zich in het dossier een asielaanvraag gedateerd 22 oktober 2022 bevindt en dat aan deze aanvraag een (kleuren)scan van een Nigeriaans paspoort op naam van eiser is gehecht. Desgevraagd is namens de minister tijdens de zitting bevestigd dat op enig moment ten behoeve van eiser een paspoort is ingebracht. Daarop heeft de minister op de zitting haar standpunt gewijzigd, in die zin dat niet langer aan eiser wordt tegengeworpen dat zijn identiteit niet geloofwaardig is. De beroepsgrond slaagt.

Dood van vader

13. Eiser heeft ook gronden aangevoerd tegen de beoordeling van de minister van het asielmotief over de dood van zijn vader. In dit kader is op de zitting besproken dat dit motief door de minister niet is beoordeeld. De minister heeft hiertoe besloten omdat de identiteit van eiser ongeloofwaardig is geacht. Nu de minister dit laatste niet meer tegenwerpt aan eiser kan deze motivering van de minister niet langer standhouden. Dat is namens de minister tijdens de zitting ook erkend. Dit betekent dat ook de grond tegen de beoordeling van het tweede asielmotief slaagt.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. Wat eiser verder heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.6 Er is geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten, omdat het op de weg van de minister ligt om nogmaals een inhoudelijke beoordeling van eisers asielaanvraag te verrichten, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal de minister dan ook
4 rapport Nader gehoor, pagina 2.
5 rapport Nader gehoor, pagina 3.
6 Algemene wet bestuursrecht.
opdragen om binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiser te nemen met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.
15. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1,0).Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 9 augustus 2024;
  • draagt de minister op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 oktober 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.