ECLI:NL:RBDHA:2024:22629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
C/09/676614 / JE RK 24-2167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over machtiging gesloten jeugdhulp en verlenging ondertoezichtstelling voor minderjarige

Op 17 december 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, die verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp en verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2009, ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoont, die zijn ontwikkeling naar volwassenheid belemmeren. De minderjarige verblijft momenteel bij een instelling en vertoont enige vooruitgang, maar er zijn zorgen over zijn zelfbepalend gedrag en drugsgebruik. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 29 december 2025 en een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp voor de duur van vier maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter benadrukt dat de gesloten plaatsing een uiterste maatregel is en dat de minderjarige gemotiveerd moet worden om zijn positieve ontwikkeling voort te zetten. De zaak is openbaar uitgesproken en de beschikking is op schrift gesteld op 10 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/676614 / JE RK 24-2167
Datum uitspraak: 17 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp en verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. S.M. Hoogenraad te Zoetermeer.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een voor de rechtbank onbekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 3 december 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 4 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] met zijn advocaat;
- de moeder;
- [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat hij is opgeroepen via een advertentie in de Staatscourant.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft tijdens de zitting hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter.

2.De feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- [de minderjarige] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
- [de minderjarige] verblijft feitelijk bij [instelling] .
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 december 2023 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 29 december 2024.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 juli 2024 een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 29 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur een jaar. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling een machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Er zijn nog steeds zorgen over de ontwikkelingspatronen van [de minderjarige] . Hij heeft een sterke neiging tot zelfbepalend gedrag en onttrekt zich aan de geboden jeugdhulp. De hypothese is dat zowel biologische als omgevingsfactoren een negatieve invloed hebben gehad op [de minderjarige] zijn hechtingsontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling. [de minderjarige] heeft coping mechanismen ontwikkeld zoals vermijding en agressie. Gezien de ernst van de situatie, de ontwikkelingszorgen en zijn leeftijd, wordt het risico op recidive als zeer hoog ingeschat. Daar komt bij dat er weinig beschermende factoren zijn binnen zijn omgeving, terwijl hij veel sturing en begrenzing nodig heeft. Inmiddels verblijft [de minderjarige] sinds de zomer van 2024 bij [instelling] . [de minderjarige] toont hier enige vooruitgang, maar heeft moeite met het naleven van afspraken. Hij heeft moeite om op tijd te komen en rookt en blowt veel. [de minderjarige] volgt onderwijs bij [instelling] , met als doel dit buiten het terrein verder op te bouwen. Voor nu is het belangrijk dat [de minderjarige] voorlopig op de gesloten groep van [instelling] blijft, met de intentie om binnen enkele maanden door te stromen naar een hybride plaatsing. Het uiteindelijke doel is dat [de minderjarige] binnen vier tot zes maanden weer thuis kan wonen met passende ondersteuning. Het is noodzakelijk dat de moeder opvoedondersteuning gaat krijgen, zodat er een stabiele en gestructureerde thuissituatie voor [de minderjarige] komt. De gecertificeerde instelling verzoekt een gesloten plaatsing voor de duur van zes maanden, omdat de positieve ontwikkelingen nog erg pril zijn en het onzeker is of dit goed wordt volgehouden.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [de minderjarige] is geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling. Er is wel verweer gevoerd tegen de duur van de machtiging gesloten jeugdhulp. [de minderjarige] wil graag naar huis en wil zichzelf bewijzen. Daarbij wordt benadrukt dat de gesloten machtiging jeugdhulp een uiterste maatregel is en de duur van zes maanden is door de positieve ontwikkelingen niet langer noodzakelijk. Er wordt verzocht de duur te matigen naar drie tot maximaal vier maanden.
4.2.
De moeder is het eens met de verzoeken. Het gaat beter met [de minderjarige] en de verlofmomenten in de weekenden gaan ook goed. Het is de bedoeling dat [de minderjarige] straks weer snel naar huis komt en naar het Pleysier College in Den Haag kan gaan.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De zorgen over het gedrag van [de minderjarige] zijn onverminderd aanwezig. Deze zorgen zien vooral op zijn zelfbepalende gedrag, zijn drugsgebruik en het onttrekken aan de geboden jeugdhulp en behandeling. [de minderjarige] heeft baat bij structuur en duidelijkheid en het is duidelijk dat het verblijf bij [instelling] een zichtbare positieve invloed heeft op zijn ontwikkeling. De verlofmomenten bij de moeder gaan goed en [de minderjarige] heeft een bijbaan. Nu de positieve ontwikkelingen nog erg pril zijn en [de minderjarige] moeite heeft dit consequent vast te houden, bestaat er op dit moment een te groot risico dat hij terugvalt in oude patronen in een open setting. Het is noodzakelijk dat [de minderjarige] de komende periode de positieve ontwikkelingen voortzet en wordt gemotiveerd om passende hulp en behandeling te accepteren. Daarnaast moet de komende periode gewerkt worden aan een stabiele en veilige opvoedomgeving bij de moeder thuis. Gelet op het voorgaande zijn de veilige en duidelijke kaders van [instelling] nog noodzakelijk en geschikt om te zorgen dat [de minderjarige] zich niet onttrekt aan de hulpverlening en zich verder positief kan ontwikkelen om zo toe te werken naar zijn vervolgplek. De kinderrechter benadrukt dat een gesloten plaatsing een verstrekkende maatregel is die niet langer moet duren dan noodzakelijk. Het is van groot belang dat [de minderjarige] gemotiveerd wordt en de kinderrechter is ervan overtuigd dat als [de minderjarige] zich volledig inzet de komende tijd, hij binnen vier maanden al grote stappen kan zetten. Zij zal daarom de machtiging, verlenen voor de duur van vier maanden en aanhouden voor het overige.
5.3.
De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar. [2] Ook machtigt de kinderrechter de gecertificeerde instelling om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier maanden en houdt de overige twee maanden aan.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing om [de minderjarige] onder toezicht te stellen uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 29 december 2025;
6.2.
verleent een machtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 29 december 2024 tot 29 april 2025;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen voor 29 april 2025, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de vader, de moeder en [de minderjarige] en zijn advocaat dienen te worden opgeroepen;
6.4.
verzoekt de gecertificeerde instelling om uiterlijk twee weken voor die zitting de rechtbank en de belanghebbenden schriftelijk te informeren over de laatste stand van zaken en of het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd;
6.5.
verklaart de beslissing onder 6.1. uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van S.M. Plug als griffier, en op schrift gesteld op 10 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).
2.Artikel 1:260, eerste lid, BW.