In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De betrokkene had een boete van € 100,00 ontvangen voor het foutparkeren van zijn voertuig op de Meester P. Droogleever Fortuynweg in ’s-Gravenhage op 28 augustus 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 11 september 2024 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging is gepleegd en dat de administratieve correctie van de feitcodes geen invloed heeft op de boete. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat er sprake was van schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit is in strijd met de wettelijke vereisten. Als gevolg hiervan heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen, waardoor het totaalbedrag op € 75,00 komt, exclusief administratiekosten. Het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard, terwijl het beroep voor het overige ongegrond is verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Diepenhorst, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd en bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan zekerheid door de officier van justitie aan betrokkene wordt gerestitueerd.