Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Inleiding
- 1 mini telefoon;
- 1 ledger;
- 12 verschillende bankpassen;
- 1 cadeaukaart;
- 5 paar schoenen;
- 1 muts;
- 4 jassen;
- 2 tassen;
- 1 portemonnee.
Rechtbank Den Haag
Op 4 januari 2024 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een klager, geboren in 1999, een beklag heeft ingediend op basis van artikel 552a juncto artikel 5.4.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit beklag volgde op de inbeslagname van diverse goederen, waaronder een laptop, mobiele telefoons en kleding, in het kader van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Belgische autoriteiten. De klager verzocht om teruggave van deze goederen, omdat hij stelde dat hij deze dringend nodig had voor zijn levensonderhoud en werkzaamheden. De rechtbank heeft op 21 december 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de klager, bijgestaan door zijn advocaat mr. G. van der Steen, als de officier van justitie mr. L.T. Bregman zijn gehoord.
De officier van justitie stelde dat het klaagschrift met betrekking tot de laptop en de telefoons niet ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de klager had verklaard dat deze goederen niet van hem waren. De rechtbank oordeelde dat de klager ontvankelijk was in zijn beklag, omdat hij dit tijdig had ingediend. Echter, de rechtbank concludeerde dat de inbeslaggenomen goederen bewijsmateriaal betroffen dat onder het EOB viel en dat de Belgische autoriteiten rechtmatig hadden gehandeld. De rechtbank volgde het standpunt van de officier van justitie en verklaarde de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag voor een deel van de goederen, terwijl het beklag voor het overige ongegrond werd verklaard.
De beslissing van de rechtbank werd ondertekend door rechter E.A.G.M. van Rens, in tegenwoordigheid van de griffiers R.O. Hollander en B.M. Boxma. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels rondom Europees Onderzoeksbevelen en de beperkte ruimte voor de rechter om in te grijpen in de uitvoering daarvan.