ECLI:NL:RBDHA:2024:22661

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
EOB-1-2022105562
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beklag ex artikel 552a Sv in verband met Europees Onderzoeksbevel

Op 4 januari 2024 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagster, geboren in 1981, een beklag heeft ingediend ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Belgische autoriteiten. De klaagster verzocht om teruggave van verschillende in beslag genomen goederen, waaronder een Louis Vuitton handtas, die volgens haar niet als bewijsmateriaal konden dienen voor het Belgische strafrechtelijk onderzoek waarin zij niet als verdachte was aangemerkt. De inbeslagname vond plaats op 28 november 2023, en het beklag werd op 11 december 2023 ingediend.

De rechtbank heeft op 21 december 2023 de zaak behandeld in raadkamer. De Belgische autoriteiten hadden om geheimhouding van het onderzoek verzocht, waardoor de klaagster geen toegang had tot het EOB. De officier van justitie, mr. L.T. Bregman, stelde dat de teruggave van de goederen ongegrond was, omdat de Louis Vuitton tas in de kamer van de dochter van de klaagster was aangetroffen, die wel als verdachte was aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de klaagster voldoende bewijs had geleverd dat de Louis Vuitton tas haar eigendom was en gelastte de teruggave daarvan. Voor de overige goederen oordeelde de rechtbank dat deze wel onder het EOB vielen en verklaarde het beklag voor die goederen ongegrond.

De rechtbank concludeerde dat de inbeslagname rechtmatig was en dat er geen weigeringsgronden waren voor de uitvoering van het EOB. De beslissing van de rechtbank was dat het beklag gegrond werd verklaard voor de Louis Vuitton handtas, terwijl het voor de overige goederen ongegrond werd verklaard. De teruggave van de Louis Vuitton tas aan de klaagster werd gelast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Diasnummer: EOB-1-2022105562
Raadkamernummer: 23-030641
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het beklag ex artikel 552a juncto artikel 5.4.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster] ,
geboren [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van haar advocaat mr. L.R. Rommy,
hierna: de klaagster

1.Inleiding

Naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (hierna: EOB) van de Belgische autoriteiten, is in het kader van een strafrechtelijk onderzoek op 28 november 2023 beslag gelegd op:
  • Iphone 14/15 met oplader in faradayzak;
  • Zonnebril Dior met bijpassend hoesje;
  • Iphone 13;
  • Iphone 12;
  • Christian Dior zonnebril in hoes wit/lichtblauw;
  • Christian Dior zonnebril in hoes zwart;
  • Chanel zonnebril in hoes zwart;
  • Handtas Fendi bruin en goudkleurig;
  • Schoenen Sneakers Louis Vuitton zwart/bruin;
  • Portemonnee met pasjes;
  • Laptop;
  • Handtas Louis Vuitton zwart;
  • iPad groot met beschadiging;
  • iPad mini;
  • USB-stick 32 GB;
  • USB-stick 128 GB.
De klaagster heeft op 11 december 2023 bij deze rechtbank een beklag ex artikel 552a Sv ingediend, strekkende tot teruggave van een aantal goederen, te weten:
  • Laptop
  • Handtas Louis Vuitton zwart
  • IPad groot met beschadiging
  • iPad mini
  • USB-stick 32 GB
  • USB-stick 128 GB.

2.De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft dit beklag op 21 december 2023 in raadkamer behandeld en heeft kennis genomen van het dossier met bovengenoemd EOB-nummer.
De Belgische autoriteiten hebben in de aanhef van het door hen uitgevaardigde EOB verzocht om geheimhouding van het onderliggende onderzoek. Het EOB en de onderliggende stukken zijn daarom niet verstrekt aan de klager.
De klaagster, bijgestaan door mr. M.G. Echkardt, namens haar raadsman mr. L.R. Rommy, is gehoord.
De officier van justitie, mr. L.T. Bregman, is gehoord.

3.Het standpunt van klager

Klaagster stelt zich op het standpunt dat, voor zover grondslag heeft bestaan voor inbeslagname van de goederen, deze grondslag thans niet meer aanwezig is. De goederen behoren haar in eigendom toe. Niet valt in te zien op welke wijze deze goederen kunnen bijdragen aan waarheidsvinding ten aanzien van een strafrechtelijk onderzoek in België waarin zij niet als verdachte is aangemerkt.. Klaagster beschikt niet over het EOB. Zij stelt zich evenwel op het standpunt dat de inbeslaggenomen voorwerpen geen bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en waarvan het nodig is dat de Belgische autoriteiten deze voorwerpen verkrijgen. Met betrekking tot de Louis Vuitton handtas heeft zij de aankoop en betalingsbewijzen waaruit blijkt dat zij deze tas met haar eigen geld heeft aangeschaft, over gelegd.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beklag ongegrond moet worden verklaard. Met betrekking tot de Louis Vuitton tas stelt zij dat het onduidelijk is van wie de tas is, omdat de tas tijdens de doorzoeking is gevonden in de kamer van haar dochter die in de EOB als verdachte is aangemerkt. Gelet op die onduidelijkheid verzet het belang van strafvordering zich tegen teruggave, nu de Belgische autoriteiten om overdracht van de goederen hebben gevraagd.

5.Het oordeel van de rechtbank

5.1
De bevoegdheid van de rechtbank
De bevoegdheid van de rechtbank tot kennisneming van het beklag vloeit voort uit artikel
552a, vierde lid, Sv.Er is geen vervolging ingesteld tegen de klaagster, zodat bevoegd is de rechtbank van het arrondissement binnen hetwelk de inbeslagneming is geschied, zijnde Den Haag.
5.2
De ontvankelijkheid van klager
Ingevolge artikel 5.4.10 Sv moet een beklag tegen inbeslagname naar aanleiding van een EOB binnen veertien dagen na kennisgeving van het rechtsmiddel worden ingediend bij de rechtbank.
Na de doorzoeking en beslaglegging op 28 november 2023 heeft klaagster op 11 december 2023 haar klaagschrift ingediend bij de rechtbank, zodat zij kan worden ontvangen in haar beklag.
5.3
De inhoudelijke beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de Belgische autoriteiten een EOB hebben uitgevaardigd in het kader van een onderliggend onderzoek in België. De Belgische autoriteiten hebben in de aanhef van het door hen uitgevaardigde EOB verzocht om geheimhouding van het onderliggende onderzoek. Het EOB en de onderliggende stukken zijn daarom niet verstrekt aan klaagster.
Bij de beoordeling van een klaagschrift dat is ingediend op grond van artikel 5.4.10 lid 1 Sv in verbinding met artikel 552a Sv is het volgende van belang (vgl HR 5 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:511).
Het systeem van het EOB is gestoeld op het beginsel van wederzijdse erkenning. Dat brengt met zich dat de ruimte om af te zien van erkenning en tenuitvoerlegging van een EOB beperkt is. Alleen als één van de in Richtlijn 2014/41/EU opgenomen weigeringsgronden van toepassing is, wordt erkenning en uitvoering van een EOB geweigerd. Het is aan de uitvaardigende staat om te beoordelen of er grond bestaat een EOB uit te vaardigen. Ook is het aan de uitvaardigende staat om te bepalen welke onderzoeksbevoegdheid het meest geschikt is voor de bewijsverkrijging en of de toepassing van die bevoegdheid proportioneel is gelet op de ernst van het strafbare feit. De materiële gronden voor het uitvaardigen van het EOB kunnen alleen in de uitvaardigende staat worden aangevochten.
Bij de behandeling van het klaagschrift dat is ingediend op grond van artikel 5.4.10 lid 1 Sv in verbinding met 552a Sv doet de rechter geen onderzoek naar de gronden voor het uitvaardigen van het EOB, waarvan de uitvoering heeft geleid tot indiening van het klaagschrift. De rechter toetst, mede gelet op artikel 5.4.7 lid 1 Sv, ook niet de proportionaliteit van de inbeslagneming en van de daarop volgende overdracht van voorwerpen die het bewijsmateriaal vormen waarop het EOB betrekking heeft. Het staat wel ter beoordeling aan de rechter of zich – gelet op de artikelen 5.4.3, 5.4.4 en 5.4.6 Sv – een grond voordoet voor het weigeren van de erkenning of de uitvoering van het EOB, dan wel voor uitstel van de erkenning of de uitvoering van het EOB. Daarnaast kan de rechter in voorkomende gevallen ook beoordelen of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB, rechtmatig is toegepast. De rechter moet zich daarbij beperken tot een onderzoek naar de formaliteiten waaraan de inbeslagneming moet voldoen. Verweren die raken aan de rechtmatigheid van het voortduren van het beslag moeten, gelet op het beginsel van wederzijdse erkenning, door de rechter van de uitvoerende staat buiten beschouwing worden gelaten.
Bij de beoordeling van een klaagschrift dat betrekking heeft op inbeslagneming op grond van een EOB is – anders dan wanneer het gaat om de beoordeling van een klaagschrift dat betrekking heeft op inbeslagneming die ten behoeve van een Nederlandse strafzaak heeft plaatsgevonden – niet de vraag aan de orde of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag dat met de uitvaardiging van een EOB het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat wordt verondersteld aanwezig te zijn.
De rechtbank stelt vast dat de Belgische autoriteiten een EOB hebben uitgevaardigd ten behoeve van de waarheidsvinding. Dit EOB is door de officier van justitie erkend en tenuitvoergelegd. De rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank heeft de daarop gestoelde vordering tot doorzoeking toegewezen en de huiszoeking en in beslagname is onder haar verantwoordelijkheid geschiedt. De inzet van de bevoegdheden is daarmee naar Nederlands recht rechtmatig geschied. Er doen zich geen weigeringsgronden in de zin van artikel 5.4.4. Sv voor.
Met betrekking tot de Louis Vuitton tas vindt de rechtbank dat klaagster voldoende heeft aangetoond dat de tas van haar is en gelast de Belgische autoriteiten tot teruggave.
Volgens klaagster kunnen de goederen niet onder het EOB vallen omdat ze door haar zijn aangeschaft en gebruikt en zij geen verdachte is in de strafzaak. Met betrekking tot de Louis Vuitton handtas heeft klaagster naar het oordeel van de rechtbank aangetoond deze tas inderdaad haar in eigendom toebehoort en door haar zelf is aangeschaft. Dat geldt niet voor de overige goederen waarvan zij teruggave vraagt. In dit verband constateert de rechtbank dat deze goederen bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en die de Belgische autoriteiten met het bevel ook beoogden te verkrijgen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift, gericht tegen het beslag dat is gelegd ter uitvoering van het EOB gegrond verklaren voor zover het gaat om de Louis Vuitton handtas en voor het overige ongegrond verklaren. De teruggave van de Louis Vuitton tas aan klaagster zal worden gelast.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beklag gegrond voor zover het ziet op de inbeslagname van de Louis Vuitton handtas;
gelast de teruggave van de Louis Vuitton handtas aan de klaagster;
verklaart het beklag voor het overige deel ongegrond.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. E.A.G.M. van Rens, rechter, in tegenwoordigheid van B.M. Boxma en R.O. Hollander, griffiers, op 4 januari 2024.
Deze beslissing is ondertekend door de rechter en de griffiers.