ECLI:NL:RBDHA:2024:22732

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
NL23.35808-T
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres met risico op represailles

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 1 augustus 2024, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, geboren in 1997, heeft op 16 september 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister op 18 oktober 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank constateert dat het bestreden besluit gebrekkig gemotiveerd is ten aanzien van het risico dat eiseres loopt bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank oordeelt dat de minister de eiseres opnieuw moet horen over het reële risico op represailles, waarbij de rechtbank een termijn van zes weken stelt voor het herstel van het motiveringsgebrek. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat eiseres van Nigeriaanse afkomst is, slachtoffer van mensenhandel en nog een restschuld heeft. De rechtbank wijst op de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over haar identiteit en de problemen die zij ondervindt door vrouwenbesnijdenis. De rechtbank concludeert dat de minister niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

tussenuitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35808-T
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiseres] ,V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie enVeiligheid,de minister .
(gemachtigde: mr. K. Kanters)

Inleiding

1. In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1997] . Zij heeft op 16 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 18 oktober 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, D. Ehigiene als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft Nigeria verlaten omdat zij vreest voor vrouwenbesnijdenis en voor de wraak van de familie van twee mannen die zij heeft verwond, respectievelijk gedood. Daarnaast kan zij niet terugkeren naar Nigeria, omdat zij vreest voor [naam] die eiseres naar Duitsland heeft gebracht en aan wie eiseres nog geld(€ 20.000,-) schuldig is.
Het standpunt van de minister
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
(1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
(2) de problemen door vrouwenbesnijdenis;
(3) het incident met de twee mannen en
(4) de dreigementen van [naam] .
5.1
De minister stelt zich ten aanzien van de relevante elementen op het standpunt dat de nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn. Alle andere relevante elementen zijn ongeloofwaardig bevonden. De minister concludeert daarom dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is en haar asielaanvraag daarom afgewezen wordt omdat deze ongegrond is.
5.2
De minister vindt alleen de nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig omdat zij daarover consistent en voldoende heeft verklaard. De identiteit van eiseres wordt ongeloofwaardig geacht omdat zij geen documenten heeft overgelegd die haar identiteit aantonen en omdat eiseres in Duitsland onder drie verschillende namen en geboortedata bekend is.
5.3
De minister acht de door eiseres gestelde problemen met betrekking tot vrouwenbesnijdenis evenmin geloofwaardig. De minister wijst er in dit verband op dat eiseres tegenstrijdig verklaart over haar leeftijd ten tijde van de voorgenomen besnijdenis. Ook statistisch gezien is de kans op een besnijdenis na het 15e levensjaar in Nigeria heel klein. Hierbij betrekt de minister ook het gegeven dat meer dan 77% van de lgbo-vrouwen niet besneden is. De minister acht ook de verklaringen van eiseres over haar ontsnapping(en) aan de besnijdenis onlogisch en niet aannemelijk. Ook de door eiseres gestelde terugkeer naar huis en naar haar gezin acht de minister onlogisch.
5.4
Nu de problemen door vrouwenbesnijdenis ongeloofwaardig worden geacht, werkt dit volgens de minister ook door in de geloofwaardigheidsbeoordeling van het incident met de twee mannen. De minister wijst er in dit verband op dat de problemen door haar ontsnapping aan de besnijdenis (mede) de aanleiding vormen voor het incident met de twee mannen. Ten aanzien van het incident met de twee mannen acht de minister het onlogisch dat eiseres als jong meisje wist te ontkomen aan twee mannen die een fysiek overwicht over haar hadden. Daarnaast stelt de minister zich op het standpunt dat de verklaring van eiseres over het incident enkel uit onlogische toevalligheden bestaat. Ook acht de minister het onlogisch dat eiseres na dit incident naar huis is teruggekeerd. Tot slot vindt de minister het onlogisch dat de twee mannen zouden vertellen over een voor hen beschamende gebeurtenis (overmeesterd worden door een jong meisje) die hen in een kwaad daglicht stelt.
5.5
De dreigementen van [naam] worden eveneens ongeloofwaardig geacht door de minister. Deze ongeloofwaardigheid wordt mede ingegeven door de ongeloofwaardigheid van de problemen door de ontsnapping aan de besnijdenis en het incident met de twee mannen. Op zichzelf acht de minister de dreigementen ook ongeloofwaardig omdat eiseres tegenstrijdig verklaart over wat [naam] allemaal over eiseres en haar familie wist. Ook wordt ongeloofwaardig geacht dat de vader van eiseres als pressiemiddel is ingezet door [naam] en dat eiseres omwille van het lot van haar vader zou zijn teruggekeerd in de prostitutie. De minister baseert dit op de verklaringen van
eiseres dat zij vreesde voor haar vader en mede daarom uit Nigeria is gevlucht. Bovendien verklaart eiseres dat haar vader tegen haar gezegd heeft dat zij beter dood kan zijn. De verklaringen over de mislukte overplaatsing naar een ander asielcentrum in Duitsland en de verklaringen over telefonische bedreigingen volgt de minister evenmin, omdat deze verklaringen onlogisch zijn. Hierbij acht de minister het onder meer van belang dat het onlogisch is dat [naam] pas twee jaar na de door eiseres gestelde ontsnapping begint met het doen van telefonische bedreigingen en dat de verklaringen over de tweede ontsnapping tegenstrijdig zijn.
5.6
De minister overweegt dat het enkele feit dat eiseres uit Nigeria afkomstig is niet betekent dat zij zonder meer als vluchteling is aan te merken in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Eiseres heeft volgens de minister niet aannemelijk gemaakt dat zij persoonlijk gerechtvaardigd moet vrezen voor vervolging. Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Aan eiseres heeft de minister daarom geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Enkele uitgangspunten vooraf
6. Voordat de rechtbank overgaat tot de beoordeling van de beroepsgronden, stelt de rechtbank vast dat niet in het geding is dat eiseres uit Nigeria afkomstig is, dat zij het slachtoffer is van mensenhandel en dat zij in dit verband nog een restschuld dient te voldoen. De rechtbank zal deze vaststaande feiten als uitgangspunt( en) nemen.
Registratie identiteit
7. Ten aanzien de ongeloofwaardigheid van haar identiteit stelt eiseres zich op het standpunt dat er sprake is van een verkeerde registratie van haar geboortejaar in Duitsland en dat deze foutieve registratie niet aan haar is te wijten. Eiseres heeft aangedrongen op correctie en het is daarom niet aan haar te wijten dat haar geboortejaar in Duitsland nog altijd foutief geregistreerd staat.
7.1
Naar het oordeel van de rechtbank wijst de minister er terecht op dat eiseres niet alleen onder verschillende geboortejaren bekend staat, maar ook onder verschillende namen. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij in Duitsland een verzoek om wijziging van haar geboortedatum heeft ingediend en ook heeft zij geen uitleg gegeven over de verschillende namen waaronder zij daar bekend staat. Daarnaast heeft eiseres geen documenten overgelegd waarmee zij haar identiteit kan onderbouwen en evenmin een aannemelijke uitleg gegeven over het opgeven van verschillende namen, waardoor de minister haar identiteit niet geloofwaardig mocht achten. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen door vrouwenbesnijdenis
8. In beroep voert eiseres aan dat de minister de problemen door vrouwenbesnijdenis ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. In dit verband wijst eiseres erop dat zij moeite heeft met het noemen van exacte data bij bepaalde gebeurtenissen. Dit is ook door MediFirst vastgesteld. Het noemen van een niet geheel correcte leeftijd in haar relaas over vrouwenbesnijdenis kan haar daarom niet worden tegengeworpen. Evenmin kan eiseres worden tegengeworpen dat zij tot het laatste moment geprobeerd heeft haar vader ervan te overtuigen om de besnijdenis niet te laten plaatsvinden. Dit is niet onlogisch omdat het
voorstelbaar is dat eisers probeert tot het uiterste te gaan om de familieverhoudingen goed te houden en daarom ook is teruggekeerd naar huis.
8.1
De rechtbank stelt vast dat de minister ter onderbouwing van de ongeloofwaardigheid van het relaas van eiseres informatie uit het algemeen ambtsbericht
januari 20231) over vrouwenbesnijdenis in Nigeria heeft betrokken. Zo overweegt de minister in het voomemen2:
'Statistisch gezien is de kans klein (5,5%) dat dit op deze leeftijd
nog zou plaatsvinden. Uit informatie van gezaghebbende bronnen blijkt namelijk dat 75% van de meisjes in het zuiden van Nigeria, waar u vandaan komt, jonger dan 15 jaar is ten tijde van de besnijdenis. Meer dan77%
van de lgbo-vrouwen wordt helemaal niet besneden.'
8.2
Op grond van deze informatie is het volgens de minister niet heel gebruikelijk dat vrouwen binnen de etnische groep van eiseres worden besneden en daarnaast is het moeilijk voor te stellen dat eiseres op haar leeftijd nog besneden zou worden. De meeste besnijdenissen gebeuren bij meisjes jonger dan 15 jaar. De rechtbank kan het standpunt van de minister, op basis van deze informatie, volgen dat besnijdenis bij eiseres niet direct in de rede ligt. Eiseres heeft hier geen (landen)informatie tegenovergesteld waarmee het standpunt van de minister op dit punt (voldoende) wordt betwist.
8.3
Voorts is de rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat, wanneer uitgegaan wordt van de door eiseres opgegeven geboortedatum en de door haar gegeven datering van de voorgenomen besnijdenis, eiseres op dat moment 18 jaar en 6 maanden oud was en dus niet, zoals eiseres zelf stelt3, minderjarig was. Dat eiseres geen exacte data kan plaatsen bij bepaalde gebeurtenissen, zoals volgt uit de rapportage van MediFirst, verklaart nog niet deze tegenstrijdigheid.
8.4
De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de verklaringen over het vluchten voor de voorgenomen besnijdenis niet aannemelijk zijn. De minister mocht het daarbij onlogisch vinden dat eiseres geloofde dat haar familie van de besnijdenis af zou zien als ze zou vluchten, terwijl zij verklaard heeft dat haar vader zelfs na het overlijden van de zus van eiseres als gevolg van haar besnijdenis niet wilde afzien van de traditie. De minister kon hier ook bij betrekken dat eiseres al twee maanden van tevoren op de hoogte was van de geplande datum van de besnijdenis en dat zij zich hierop moest voorbereiden. De minister mocht daarom concluderen dat het onlogisch is dat eiseres vervolgens tot de bewuste dag wachtte om te vluchten.
8.5
Niet ten onrechte heeft de minister de verklaringen van eiseres over haar eerste ontsnapping aan besnijdenis onlogisch geacht. Hierbij kon de minister in aanmerking nemen dat eiseres wist wat haar vader tegen de mensen zei die achter eiseres aankwamen, terwijl zij al niet meer in de buurt van haar vader was. Ook is het opmerkelijk dat eiseres weet dat zij overal wordt gezocht, terwijl zij zich tijdens die zoektocht schuilhield op één vaste plek in het bos en gesteld noch gebleken is dat andere mensen haar hierover hebben verteld. De
1 Algemeen ambtsbericht Nigeria (januari 2023), p. 68-75.
2 Voornemen, p. 2.
3 rapport Nader gehoor, p. 9 en p. 20-21.
minister heeft voorts onlogisch mogen vinden dat eiseres na het vluchten weer huiswaarts keerde om haar traditionele vader te overtuigen.4 Eiseres vreesde immers voor haar vader en wist dat hij vasthield aan de traditie, zelfs na het overlijden van haar zus. Ook mocht de minister het niet aannemelijk achten dat haar vader na de eerste ontsnapping geen toezicht op eiseres hield en dat zij na terugkomst nogmaals wist te vluchten.
De verklaring van eiseres dat zij terugging naar huis omdat zij nergens anders heen kon en wilde proberen haar vader van gedachten te laten veranderen mocht de minister onvoldoende vinden om onlogische verklaringen over de eerste ontsnapping aan en het vluchten voor besnijdenis op te helderen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Incident met de twee mannen
9. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij de bedenkingen van de minister in het voornemen over het incident met de twee mannen heeft weerlegd. Het is ook niet onlogisch dat eiseres aan de mannen kon ontsnappen omdat zij de man die op haar zat sloeg met een stuk ijzer. De minister heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het relaas van eiseres ten aanzien van dit incident onaannemelijk is.
9.1
Niet ten onrechte heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat de ongeloofwaardigheid van de problemen door de ontsnapping aan de voorgenomen besnijdenis, bijdraagt aan de ongeloofwaardigheid van het incident met de twee mannen. Die ontsnapping vormde volgens eiseres immers de aanleiding voor het incident. De rechtbank is van oordeel dat de minister mocht concluderen dat het incident met de twee mannen enkel bestaat uit onlogische toevalligheden. De minister kon daarbij opmerkelijk vinden dat eiseres kon opstaan en wegrennen terwijl een man haar benen vasthield. Daardoor is het niet aannemelijk dat eiseres tijdens het rennen een steen kon oprapen waarmee zij één van de mannen dusdanig hard sloeg dat hij daar later aan overleed.5
9.2
De minister mocht zich voorts op het standpunt stellen dat het onlogisch is dat de twee rijke en beroemde mannen in de omgeving van eiseres verteld hadden wat er gebeurd zou zijn.6 De mannen zouden met dit nieuws immers aangeven dat zij een misdrijf gepleegd hadden. De minister heeft de verklaring van eiseres dat de mannen dit nieuws, dat hen in een kwaad daglicht zet, op deze manier deelden, naar het oordeel van de rechtbank niet hoeven volgen.
9.3
Daarnaast stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat de verklaring van eiseres in de zienswijze, waarin zij aangeeft dat zij maar één keer terug zou zijn gegaan naar huis, niet bij haar verklaringen op pagina 23 van het nader gehoor, waarin zij uitgebreid heeft verklaard over de tweede keer dat zij terug is geweest. Op deze tegenwerping is in de gronden van beroep door eiseres niet gereageerd. Deze tegenstrijdigheid maakt de verklaringen van eiseres over dit incident naar het oordeel van de minister dan ook niet sterker. Het argument dat het onlogisch zou zijn dat eiseres zou zijn ontsnapt is daarmee niet het enige argument van de minister om de verklaringen van eiseres ongeloofwaardig te achten. In het licht van de beroepsgronden heeft de minister de verklaringen van eiseres over dit incident niet ten onrechte als onlogisch of bevreemdingwekkend beoordeeld. De beroepsgrond slaagt niet.
4 rapport Nader gehoor, p. 21.
5 rapport Nader gehoor, p. 17 en p. 26.
6 rapport Nader gehoor, p. l l.
Dreigementen van [naam]
10. Eiseres bestrijdt in beroep dat er ten aanzien van dit relevante element sprake is van tegenstrijdige verklaringen. Wat eiseres heeft verklaard over de informatie die zij met [naam] heeft gedeeld is volgens haar niet tegenstrijdig. Eiseres wijst er in dit verband op dat zij in eerste instantie uit eigen beweging weinig persoonlijke informatie met [naam] heeft gedeeld maar dat zij later (desgevraagd) meer heeft over zichzelf heeft verteld tijdens haar verblijf bij [naam] . De minister miskent hierbij volgens eiseres dat het verslag van het gehoor een gespreksverslag is en geen letterlijke weergave van wat er gezegd is.
10.1
De rechtbank is van oordeel dat de minister ten aanzien van de ongeloofwaardigheid van dit relevante element kon overwegen dat de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over de vrouwenbesnijdenis en het incident met de twee mannen op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van dit element. De minister onderkent daarbij terecht dat dit element alsnog op zijn eigen merites dient te worden beoordeeld.
10.2
Ten aanzien van deze beoordeling is de rechtbank van oordeel dat de minister mocht tegenwerpen dat er sprake is van tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres en dat eiseres pas verklaard dat ze
'alles heeft verteld over haar familie'toen ze werd geconfronteerd met de vraag hoe [naam] kon weten wie haar vader was en waar hij woonde.7 De minister kon dit tegenstrijdig achten met haar verklaring van daarvoor, waarin eiseres op de vraag wat ze aan [naam] heeft verteld over zichzelf verklaarde:
'Ik heb alleen mijn naam aan haar gegeven, (. ..)'.8 Vervolgens werd aan eiseres gevraagd of ze verder nog persoonlijke informatie aan [naam] had gegeven waarop eiseres heeft geantwoord:
'Ze vroeg waar ik vandaan kwam en dat heb ik haar verteld Ze wilde alleen weten waar ik vandaan kwam'.9 De minister mocht aan de hand van deze verklaringen concluderen dat deze tegenstrijdig zijn met de verklaring
'Eigenlijk heb ik haar alles verteld over mijn familie'.De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Risico op represailles voor slachtoffers van mensenhandel
11. Zoals in rechtsoverweging 6 is overwogen, neemt de rechtbank de Nigeriaanse herkomst van eiseres, het feit dat zij het slachtoffer is van mensenhandel en het bestaan van een, door eiseres te betalen, restschuld als uitgangspunt. Dit laat onverlet dat de minister naar het oordeel van de rechtbank de verklaringen over het redden van haar vader, het niet kunnen betreden van de nieuwe asielopvang na overplaatsing in Duitsland en terugkeer naar het bordeel na de eerste ontsnapping onlogisch mocht achten. Ditzelfde geldt voor de verklaringen over de telefonische bedreigingen die twee jaar na de tweede ontsnapping van eiseres uit het bordeel begonnen zouden zijn. Deze bedreigingen liggen niet voor de hand. Dat eiseres haar vader in gevaar bracht door nogmaals (voor de tweede keer) te ontsnappen wordt door de minister niet ten onrechte onlogisch geacht en dit rijmt niet met de eerdere verklaring van eiseres.
7 rapport Nader gehoor, p. 33.
8 rapport Nader gehoor, p. 30.
9 rapport Nader gehoor, p. 31.
l l. l Als vaststaand wordt aangenomen dat eiseres van Nigeriaanse afkomst is, slachtoffer is van mensenhandel en nog een (gedeeltelijke) restschuld heeft te voldoen. Op 23 november 2023 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) uitspraak10 gedaan over het risico op represailles dat slachtoffers van mensenhandel lopen bij terugkeer naar Nigeria. Na deze Afdelingsuitspraak ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het Ambtsbericht uit januari 202311 zo worden gelezen moet dat alle terugkerende slachtoffers van mensenhandel in Nigeria het risico lopen op represailles.
l l .2 De minister beantwoordt deze vraag in het verweerschrift van l l april 2024, bevestigend. Dit volgt uit een aanvullende toelichting op het Algemeen Ambtsbericht van januari 2023, welke toelichting door het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 21 maart 202412 aan het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) van de minister is toegezonden. Uit deze (aanvullende) landeninformatie blijkt dat ieder slachtoffer van mensenhandel dat terugkeert naar Nigeria risico (d.w.z.: een kans) loopt om slachtoffer te worden van represailles. Er zijn twee soorten aanleidingen voor represailles: openstaande schulden en het voorkomen dat het slachtoffer meewerkt aan de strafrechtelijke vervolging van de mensenhandelaar. Niet ieder slachtoffer loopt een reëel risico, de mate waarin iemand risico loopt is afhankelijk van diverse omstandigheden.
l l .3 Eiseres heeft de bevindingen van de minister op dit punt niet betwist. Daarnaast heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen, zoals hiervoor overwogen, dat eiseres niet geloofwaardig heeft verklaard over [naam] waardoor niet aannemelijk is dat eiseres represailles vreest.
l l .4 Op de zitting heeft eiseres echter verklaard dat [naam] ook na 2020, terwijl zij al in Nederland verbleef, geprobeerd heeft met haar in contact te komen. Dit gebeurde onder andere door personen die zich als politieagent voordeden. Dit heeft ertoe geleid dat, zo verklaart eiseres, zij naar een ander AZC is overgeplaatst om ontdekking te vermijden.
l l .5 De rechtbank moet bij de beoordeling van het beroep rekening te houden met feiten en omstandigheden13 die na het bestreden besluit zijn aangevoerd. Over de verklaringen van eiseres op de zitting overweegt de rechtbank dat deze vaag en weinig specifiek zijn. Ook levert eiseres geen (begin van) bewijs voor haar stelling dat [naam] ook na 2020 geprobeerd heeft om met haar in contact te komen.
l l.6 De rechtbank stelt vast dat de minister de bevindingen in de brief aan TOELT van 21 maart 2024 niet betwist. In het licht van het Ambtsbericht (januari 2023), de nadere toelichting daarop bij brief van 21 maart 2024 en gelet op de verklaringen van eiseres op de zitting, waaruit volgt dat door [naam] sinds 2020 pogingen worden ondernomen om met eiseres in contact te komen en dat dat aanleiding is geweest voor overplaatsing van eiseres, brengen de rechtbank ertoe te oordelen dat er sprake is van een motiveringsgebrek
10 ABRvS 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4346.
11 Algemeen_ambtsbericht Nigeria januari 2023), p. 88.
12 te raadplegen via:
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/ambtsberichten/2024/03/21/toelichting-op-algemeen­ ambtsbericht-nigeria-januari-2023
13 artikel 83, lid 1, onder a Vw 2000.
in het bestreden besluit ten aanzien het bestaan van een (reëel) risico voor eiseres bij terugkeer naar Nigeria.
Tussenuitspraak
12. Zoals hiervoor is overwogen onder 11.6 is het bestreden besluit gebrekkig gemotiveerd ten aanzien van het (reële) risico dat eiseres bij terugkeer naar Nigeria loopt. Op grond van artikel 8:5 la, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om de minister in de gelegenheid te stellen het motiveringsgebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beschikking, na of tegelijkertijd met intrekking van de nu bestreden beschikking. Om motiveringsgebrek te herstellen, moet de minister eiseres opnieuw/aanvullend horen over het reële risico op represailles bij terugkeer naar Nigeria, zulks in het licht van de ter zitting afgelegde verklaringen. De rechtbank merkt hierbij op dat de minister zich op de zitting niet heeft verzet tegen het (opnieuw) horen van eiseres op dit punt. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder dit motiveringsgebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
12.1
De minister moet op grond van artikel 8:51 b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het motiveringsgebrek te herstellen. Als de minister gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de minister. In beginsel, ook in de situatie dat de minister de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
12.2
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
12.3
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt de minister op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het motiveringsgebrek te herstellen;
  • stelt de minister in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak of plaatsing in het digitale dossier het motiveringsgebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Kersten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1augustus 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
,