ECLI:NL:RBDHA:2024:228

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
NL23.35947
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en Dublinverordening in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 januari 2024, wordt het beroep van eiser, een Libische nationaliteit houder, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 13 november 2023 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat er geen aan het systeem gerelateerde tekortkomingen zijn die de toegang van eiser tot de asielprocedure in Duitsland in gevaar zouden brengen. De rechtbank baseert haar oordeel op het AIDA-rapport van 2023, waaruit blijkt dat Dublinterugkeerders geen problemen ondervinden na overdracht aan Duitsland. Eiser had aangevoerd dat er racistische ervaringen en tekortkomingen in de opvang in Duitsland zijn, maar de rechtbank oordeelt dat deze claims niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij kan worden overgedragen aan Duitsland zonder recht op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35947

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Libische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 13 november 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland op 26 oktober 2023 bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 31 oktober 2023 op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c, van de Dublinverordening aanvaard.
Mag de staatssecretaris uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. De rechtbank stelt voorop dat de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan en dat in Duitsland sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat eiser daar een reëel risico zal lopen op een onmenselijke behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest [2] en artikel 3 van het EVRM [3] . De rechtbank is van oordeel dat eiser hierin niet is geslaagd gelet op het volgende.
5.1.
Eiser heeft onder verwijzing naar het AIDA-rapport van 6 april 2023 gesteld dat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de procedure en opvang in Duitsland. Hieruit blijkt volgens eiser dat de zorg wordt uitgesproken dat de noodopvanglocaties die in Duitsland in het leven zijn geroepen door de verhoogde instroom niet voldoen aan de minimumstandaard. Eiser wijst er in dat kader op dat ook het USDOS Report on Human Rights Germany 2021 kritisch is op de zogenoemde
accelareted procedure, waar eiser in de zienswijze al op wees. Eiser stelt dat de staatssecretaris ten onrechte voorbij gaat aan de racistische ervaringen die eiser in Duitsland heeft meegemaakt. Ook het HRW-rapport over de mensenrechtensituatie in Duitsland spreekt over meerdere als racistisch te kenmerken gebeurtenissen in Duitsland. Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris ten onrechte er vanuit gaat dat eiser in Duitsland geen risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling en dat eiser in Duitsland geen effectief rechtsmiddel kan indienen bij de Duitse autoriteiten.
5.2.
De rechtbank overweegt dat uit het AIDA-rapport van 2023 [4] niet blijkt dat er ten aanzien van Dublinterugkeerders sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen. In dit rapport (zie p. 64) staat dat er geen meldingen zijn van Dublinterugkeerders die te maken hebben gehad met moeilijkheden nadat zij waren overgedragen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat niet is gebleken dat eiser geen toegang zal krijgen tot de asielprocedure en opvangvoorzieningen. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat eiser niet heeft onderbouwd dat de omstandigheden voor Dublinterugkeerders zo slecht zijn dat eiser gezien het arrest Jawo [5] niet naar Duitsland teruggestuurd zou mogen worden. Verder overweegt de rechtbank dat de Duitse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd om het verzoek om internationale bescherming van eiser in behandeling te nemen. Indien eiser meent dat Duitsland handelt in strijd met Europese richtlijnen, dient hij hierover een klacht in te dienen bij de Duitse autoriteiten. Dit geldt eveneens voor de door eiser gestelde racistische incidenten die hij in Duitsland heeft ervaren. Dat sprake is van racisme in Duitsland levert niet het beeld op dat eiser met zijn enkele aanwezigheid in Duitsland het reële risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. Niet is gebleken dat de Duitse autoriteiten eiser niet willen helpen of dat klagen onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser mag worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Asylum Information Database, “Country Report: Germany (2022 update)” van 6 april 2023.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:218).