ECLI:NL:RBDHA:2024:22812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
C/09/663528 / HA RK 24-154
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • S.J. Hoekstra - van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een voorlopig deskundigenonderzoek in een letselschadezaak met betrekking tot een verkeersongeval

In deze zaak heeft verzoeker, [verzoeker], op 20 maart 2024 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Den Haag tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek naar de gevolgen van een verkeersongeval dat plaatsvond op 30 januari 2015. Verzoeker, die op dat moment 64 jaar oud was, raakte gewond toen hij met zijn scootmobiel werd aangereden door een auto die verzekerd was bij Allianz Benelux N.V. Allianz heeft de aansprakelijkheid erkend, maar er is een geschil ontstaan over de noodzaak van een deskundigenonderzoek en de kosten daarvan. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende reden is om het verzoek tot het bevelen van een deskundigenonderzoek toe te wijzen, omdat dit noodzakelijk is om het causaal verband tussen de klachten van verzoeker en het ongeval vast te stellen. De rechtbank heeft drs. M.C. Altena, een orthopedisch chirurg, benoemd als deskundige en heeft Allianz opgedragen het voorschot van € 8.470 voor de kosten van het deskundigenonderzoek te betalen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verzoeker de benodigde medische informatie aan de deskundige moet verstrekken, zodat deze een goed onderbouwd rapport kan opstellen. De beslissing is genomen op 5 december 2024 en is openbaar uitgesproken door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/663528 / HA RK 24-154
Beschikking van 5 december 2024
in de zaak van
[verzoeker]te Den Haag,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
verzoeker,
advocaat mr. L.B. de Jong te Den Haag,
tegen
ALLIANZ BENELUX N.V.te Rotterdam,
hierna te noemen: Allianz,
verweerster,
advocaat mr. N.C. Haase te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 20 maart 2024 een verzoekschrift ingediend tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek. Nadien heeft hij nog een akte met producties 1 tot en met 3 in het geding gebracht.
1.2.
Op 1 oktober 2024 heeft Allianz een verweerschrift ingediend met twee producties.
1.3.
Op 24 oktober 2024 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen:
  • de heer [verzoeker] in persoon, bijgestaan door mr. De Jong voornoemd;
  • mevrouw [naam] namens Allianz, bijgestaan door mr. Haase voornoemd.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
1.4.
Op 1 november 2024 is de bereidverklaring van de te benoemen deskundige, met als bijlage een voorschotnota, ingekomen.
1.5.
Ten slotte is een datum voor het geven van een beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 30 januari 2015 betrokken geraakt bij een verkeersongeval (hierna: het ongeval). Hij was toen 64 jaar oud. [verzoeker] bestuurde een scootmobiel toen hij werd aangereden door een personenauto die werd bestuurd door een verzekerde van Allianz. Hierbij heeft [verzoeker] letsel opgelopen, bestaande uit een verbrijzelingsbreuk van de heupkom en het darmbeen links en een breuk van de bovenste en beide onderste takken van het schaambeen. Verder had [verzoeker] knieklachten.
2.2.
Allianz heeft de aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het ongeval. Op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) heeft [verzoeker] een rechtstreeks vorderingsrecht jegens Allianz.
2.3.
In verband met het ten gevolge van het ongeval opgelopen letsel is [verzoeker] opgenomen in het ziekenhuis en is er een operatieve ingreep uitgevoerd. Daarna is [verzoeker] veelvuldig gezien en behandeld door diverse (para-)medici. Ondanks deze behandelingen heeft [verzoeker] klachten aan het ongeval overgehouden.
2.4.
[verzoeker] was voor het ongeval al bekend met een uitgebreide medische voorgeschiedenis. Hij ontvangt sinds 1993 een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Ook na het ongeval is [verzoeker] met medische problemen geconfronteerd die niet in relatie staan tot het ongeval.
2.5.
Allianz heeft een bedrag van € 12.500 aan voorschotten betaald en heeft een regelingsvoorstel gedaan van een slotbetaling van € 37.500. [verzoeker] heeft dit niet geaccepteerd.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek strekt tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht door een orthopedisch chirurg, en daarbij:
de in het verzoekschrift geformuleerde vraagstelling aan de deskundige voor te leggen;
drs. M.C. Altena, verbonden aan het OEC te Amsterdam (postbus 95500, 1090 HM Amsterdam), tot deskundige te benoemen;
Allianz in de kosten van het deskundigenbericht te veroordelen.
3.2.
Aan zijn verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek legt [verzoeker] het volgende ten grondslag. De door [verzoeker] ingeschakelde medisch adviseur is van mening dat een onafhankelijk medisch onderzoek is aangewezen om onder andere de blijvende beperkingen vast te stellen en een prognose te verkrijgen over de posttraumatische slijtage die naar verwachting zal optreden ten gevolge van het ongevalsletsel. Hierna is een discussie ontstaan met de medisch adviseur van Allianz die een onderzoek naar de prognose niet zinvol achtte, maar alleen een vraag naar het percentage blijvende invaliditeit in de rede vond liggen. Als er wel een onderzoek naar de beperkingen die voortvloeien uit het ongevalsletsel zou moeten worden uitgevoerd dan moet er volgens de medisch adviseur van Allianz uitgebreide medische informatie worden opgevraagd. Naar de mening van de medisch adviseur van [verzoeker] is er voldoende behandelinformatie voorhanden om over te gaan tot een expertise.
3.3.
Er is volgens de medisch adviseur van [verzoeker] inmiddels sprake van een (relatieve) eindsituatie. De door [verzoeker] voorgestelde vraagstelling voor de deskundige is bedoeld om een vergelijking te maken tussen de gezondheidstoestand van [verzoeker] zoals die na het ongeval is ontstaan en zich waarschijnlijk in de toekomst zal voortzetten en de hypothetische situatie waarin [verzoeker] zich zou hebben bevonden als het ongeval niet had plaatsgevonden.
3.4.
Het verweer van Allianz luidt als volgt.
1. Het verzoek van [verzoeker] moet worden aangehouden totdat [verzoeker] de volgende informatie heeft verstrekt:
- een ongeclausuleerd huisartsenjournaal met alle door de huisarts ontvangen correspondentie en de medicatie- en episodenlijst vanaf 1993 (toekenning WAO-uitkering) tot 2013 (twee jaar voor het ongeval);
- een ongeclausuleerd huisartsenjournaal met alle door de huisarts ontvangen correspondentie en de medicatie- en episodenlijst vanaf maart 2018 (drie jaar na het ongeval) tot en met heden;
- alle VG- en AD rapportages van het UWV met betrekking tot de WAO-uitkering.
Volgens Allianz is deze informatie nodig om te kunnen beoordelen of de door [verzoeker] gestelde klachten in causaal verband staan tot het ongeval.
2. De vraagstelling moet worden aangepast naar de standaard IWMD-vraagstelling en moet worden aangevuld met een extra vraag over de opstelling van [verzoeker] bij het revalideren, zoals opgenomen in alinea 3.12 van het verweerschrift.
3. De kosten van het deskundigenbericht dienen op grond van artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) voor rekening van [verzoeker] te komen. Allianz ziet geen reden om af te wijken van de hoofdregel van artikel 195 Rv, nu [verzoeker] kampt met pre-existente klachten en bekend is met diverse ongevalsvreemde problematiek en zodoende een pragmatische regeling voor de hand zou liggen.

4.De beoordeling

Juridisch kader

4.1.
Voorop staat dat een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 Rv moet worden toegewezen als het ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is alleen anders als de rechtbank oordeelt dat verzoeker daarbij geen belang heeft zoals bedoeld in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), of als sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. Aan de rechter die moet oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe.
Is er reden voor afwijzing van het verzoek?
4.2.
In het licht van het hiervoor weergegeven juridische kader is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende reden is om het verzoek van [verzoeker] af te wijzen. Tussen partijen is in geschil wat onderzocht moet worden door een deskundige en welke (medische) informatie van [verzoeker] daarvoor nodig is. [verzoeker] heeft te kennen gegeven dat hij met een onafhankelijk medisch onderzoek beoogt om onder andere de blijvende beperkingen vast te stellen en een prognose te verkrijgen over de posttraumatische slijtage die naar verwachting zal optreden ten gevolge van het ongevalsletsel. Aan de hand van het deskundigenrapport zal vervolgens kunnen worden vastgesteld of er een causaal verband bestaat tussen het ongeval en de geuite klachten. Dat is in overeenstemming met het doel dat met het voorlopig deskundigenbericht is beoogd. Bovendien heeft Allianz zich niet tegen het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht als zodanig verzet en is niet van een van bovengenoemde uitzonderingen gebleken. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
Heeft [verzoeker] voldoende medische informatie verstrekt?
4.3.
Allianz betoogt dat het verzoek tot benoeming van een deskundige moet worden aangehouden totdat [verzoeker] alle benodigde en nog ontbrekende (medische) informatie heeft verstrekt (zie onder 3.4).
4.4.
Allianz stelt dat uit de Medische Paragraaf van de Gedragscode Behandeling Letselschade blijkt dat het proportioneel is de voorgeschiedenis in kaart te brengen door de relevante ontbrekende medische informatie te verstrekken. Dit omdat in deze zaak sprake is van:
  • een omvangrijke schade nu [verzoeker] stelt hulpbehoevend te zijn als gevolg van het ongeval;
  • een relevante medische voorgeschiedenis en ongevalsvreemde problematiek met een WAO-uitkering sinds 1993.
4.5.
Bovendien verwijst Allianz in dit kader naar jurisprudentie waarin de rechter onder andere oordeelde dat het huisartsenjournaal door een benadeelde verstrekt moest worden.
4.6.
Het is de rechtbank niet duidelijk waarom [verzoeker] de gevraagde informatie niet wil verstrekken. [verzoeker] moet de deskundige alle medische informatie verstrekken die van belang kan zijn om het medisch causaal verband tussen zijn klachten en het ongeval te kunnen beoordelen. Daarvoor is in dit geval te meer reden nu vaststaat dat [verzoeker] zowel voor als na het ongeval diverse klachten had die niet in verband staan met het ongeval. Die klachten moeten door de deskundige kunnen worden onderscheiden van de causale klachten. Het verzoek zal daarvoor overigens niet worden aangehouden. Zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, moet [verzoeker] de volgende (medische) informatie tezamen met het procesdossier aan de deskundige toezenden:
  • alle al eerder aan Allianz verstrekte informatie;
  • een ongeclausuleerd huisartsenjournaal en de episodenlijst vanaf 1993 tot 2013;
  • een ongeclausuleerd huisartsenjournaal met alle door de huisarts ontvangen correspondentie en de medicatie- en episodenlijst vanaf maart 2018 (drie jaar na het ongeval) tot en met heden.
Persoon van de deskundige
4.7.
[verzoeker] heeft voorgesteld om drs. M.C. Altena, als orthopedisch chirurg verbonden aan het OEC Amsterdam, tot deskundige te benoemen. Allianz heeft hier geen bezwaar tegen. Deze deskundige heeft de rechtbank bij e-mail van 1 november 2024 laten weten bereid en in staat te zijn om in deze zaak als deskundige op te treden. De rechtbank zal drs. M.C. Altena daarom tot deskundige benoemen.
Vraagstelling
4.8.
[verzoeker] heeft een vraagstelling voorgesteld die op enkele punten afwijkt van de standaard IWMD-vraagstelling. Allianz stelt de standaard IWMD-vraagstelling en een aanvullende vraag voor. De extra vraag gaat over de opstelling van [verzoeker] bij het revalideren. Volgens Allianz blijkt uit de medische adviezen dat [verzoeker] na het ongeval eerder is gaan belasten dan was geadviseerd en dat hij tegen het advies in eerder naar huis is gegaan. [verzoeker] is ook geadviseerd een heupprothese te nemen, maar daar heeft hij vanaf gezien. Deze keuzes van [verzoeker] moeten volgens Allianz door de deskundige worden beoordeeld.
4.9.
De rechtbank zal aan de deskundige de standaard IWMD-vraagstelling ter beantwoording voorleggen. Allianz heeft namelijk bezwaar gemaakt tegen de door [verzoeker] voorgestelde vraagstelling en [verzoeker] heeft niet onderbouwd waarom hij deze vraagstelling wil en niet de standaard IWMD-vraagstelling. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de standaard IWMD-vraagstelling.
4.10.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de deskundige de door Allianz voorgestelde aanvullende vraag voor te leggen.. Het is aan de deskundige het onderzoek te verrichten, waarbij hij kennis kan nemen van het volledige dossier, waaronder het procesdossier. Indien hij het nodig acht zich in zijn rapport uit te laten over de gang van zaken rond het ontslag van [verzoeker] uit het ziekenhuis kan hij dat ook doen zonder specifieke vraag daarover. Bij de laatste vraag van de IWMD-vraagstelling wordt immers de mogelijkheid gegeven nadere opmerkingen te maken die de deskundige van belang acht. .
Kosten van de deskundige
4.11.
De deskundige begroot zijn kosten verbonden aan het onderzoek en het opstellen van een rapport op een bedrag van in totaal € 8.470 inclusief btw. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de hoogte van het voorschot. [verzoeker] heeft te kennen gegeven dit voorschot aan de forse kant te vinden en heeft om een gespecificeerde opgave verzocht. In reactie hierop heeft het OEC Amsterdam aangegeven gebruik te maken van een standaard voorschotnota die opgesteld is op basis van jarenlange ervaring met rechtbankkeuringen en dat deze daarom nu niet te specificeren is. De definitieve nota zal wel worden gespecificeerd. Partijen hebben hier niet meer op gereageerd, waardoor de rechtbank ervan uitgaat dat partijen akkoord gaan met de voorschotnota van het OEC Amsterdam. Het voorschot komt de rechtbank op voorhand ook niet apert onredelijk voor. De rechtbank zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige daarom vaststellen op het door de deskundige begrote bedrag.
4.12.
Op grond van artikel 195 Rv geldt als hoofdregel dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de verzoekende partij moet worden betaald. Er is volgens Allianz geen reden om af te wijken van deze hoofdregel. Nu de aansprakelijkheid van Allianz in deze zaak vaststaat, ziet de rechtbank echter aanleiding om een uitzondering op deze hoofdregel te maken. Dit voorschot zal daarom door Allianz moeten worden betaald.
Slotopmerkingen
4.13.
De rechtbank wijst er tot slot op dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.14.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
4.15.
De rechtbank ziet, gelet op de toewijzing van het verzoek, geen reden om [verzoeker] op dit moment in de proceskosten te veroordelen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
beveelt een orthopedisch onderzoek door de volgende deskundige:
drs. M.C. Altena
orthopedisch chirurg
OEC Amsterdam
Postbus 95500
1090 HM Amsterdam
e-mail: info@oecamsterdam.nl
telefoon: 0615902717 / 0646839600 (algemeen nummer)
5.2.
bepaalt dat aan de deskundige de IWMD-vraagstelling, zoals in kopie aan deze beschikking gehecht, ter beantwoording zal worden voorgelegd;
het voorschot
5.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 8.470 inclusief btw;
5.4.
bepaalt dat Allianz het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
5.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;
het onderzoek
5.6.
bepaalt dat [verzoeker] zijn procesdossier, aangevuld met de reeds aan Allianz verstrekte medische informatie en de ter zitting genoemde nadere medische gegevens (zie onder 4.6) in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen;
5.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
5.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie) en deze in acht dient te nemen,
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
5.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
het schriftelijk rapport
5.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk
vier maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
5.11.
wijst de deskundige er op:
  • dat uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
  • dat de deskundige [verzoeker] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [verzoeker] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [verzoeker] (eventueel in een gesloten envelop via zijn advocaat) moet toesturen en [verzoeker] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of hij gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [verzoeker] zich van commentaar op het concept moet onthouden);
  • dat, indien [verzoeker] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen;
  • dat, indien [verzoeker] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan (de advocaten van) partijen moet toezenden;
5.12.
bepaalt dat partijen
binnen vier wekendienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
5.13.
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan partijen en aan de deskundige zal zenden;
5.14.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 3416