ECLI:NL:RBDHA:2024:22836
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslissing over beklag ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van voertuig in kader van Europees Onderzoeksbevel
De rechtbank Den Haag heeft op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in een zaak waarin een klager, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.K. Cheng, een beklag heeft ingediend tegen de inbeslagname van zijn Mercedes-Benz C180 AMG. Deze inbeslagname vond plaats op 20 juni 2024 naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Duitse autoriteiten. De klager stelde dat zijn auto niets te maken had met het strafrechtelijk onderzoek in Duitsland, aangezien hij geen verdachte was en de auto ter reparatie bij een garage stond. De officier van justitie, mr. L.T. Bregman, betoogde echter dat de auto als bewijsmateriaal moest worden aangemerkt, omdat deze in de garage stond waar onderzoek plaatsvond en er aanwijzingen waren dat de verdachte gebruik had gemaakt van het voertuig.
De rechtbank oordeelde dat zij bevoegd was om het beklag te behandelen, omdat er geen vervolging tegen de klager was ingesteld. De rechtbank concludeerde dat de klager ontvankelijk was in zijn beklag, aangezien hij dit tijdig had ingediend. Bij de inhoudelijke beoordeling stelde de rechtbank vast dat het EOB door de Duitse autoriteiten was uitgevaardigd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek en dat de inbeslagname rechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de inbeslaggenomen auto bewijsmateriaal betrof waarop het EOB betrekking had en dat er geen weigeringsgronden waren voor de erkenning of uitvoering van het EOB. Gelet op deze overwegingen verklaarde de rechtbank het beklag ongegrond.