Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2024 in de zaken tussen
[eiseres] , eiseres
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2024, wordt het beroep van eiseressen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een visum kort verblijf beoordeeld. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 24 juli 2023, en het bezwaar hiertegen werd op 3 januari 2024 eveneens afgewezen. Eiseressen, van Marokkaanse nationaliteit, hebben verzocht om een visum om een familielid te bezoeken. De rechtbank heeft op 26 september 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseressen en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat eiseressen niet voldoende hebben aangetoond dat zij de familieband met hun referent kunnen onderbouwen met de overgelegde geboorteaktes. Daarnaast is er redelijke twijfel over hun voornemen om Nederland tijdig te verlaten, gezien hun geringe economische en sociale binding met Marokko. De rechtbank stelt vast dat eiseressen onvoldoende bewijs hebben geleverd van hun inkomen en dat er geen onderbouwing is voor hun zorg voor hun moeder. De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden heeft kunnen besluiten tot afwijzing van de visumaanvraag.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseressen geen griffierecht terugkrijgen en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.