ECLI:NL:RBDHA:2024:22943
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag visum kort verblijf en niet-ontvankelijkheid beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 november 2024, in de zaak met zaaknummer AWB 24/3624, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn visumaanvraag beoordeeld. De aanvraag was door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen met een besluit van 30 december 2022. Eiser had bezwaar gemaakt, maar het bestreden besluit van 27 februari 2024 bevestigde de afwijzing. Op 4 november 2024 trok de verweerder het bestreden besluit in en bood aan het griffierecht te vergoeden. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank oordeelt dat, nu het bestreden besluit is ingetrokken, eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep tegen dit besluit. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 187,-, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen sprake is van beroepsmatige rechtsbijstand door een derde.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat de verweerder het griffierecht moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.