ECLI:NL:RBDHA:2024:22961

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 9172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 december 2024 wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, die huurder is van een woning in Den Haag, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om zijn woning voor drie maanden te sluiten op basis van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs in de woning, evenals andere drugsgerelateerde goederen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat deze maatregel noodzakelijk en evenredig was, gezien de omstandigheden van de zaak. Verzoeker had aangevoerd dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren en dat hij geen bijzondere binding met de woning had, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de aangetroffen hoeveelheden en de omstandigheden voldoende grond gaven voor de sluiting. De voorzieningenrechter wijst erop dat de sluiting van de woning niet in strijd is met de belangen van de verzoeker, ondanks zijn zorgen over zijn honden en puppy's. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is om de sluiting te verkorten of uit te stellen, en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9172
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 december 2024 op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[verzoeker], te [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. H.W. van Eeuwijk),
tegen

de burgemeester van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: mr. J.J. Markerink en S. Price).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de Stichting Hof Wonen, te Den Haag
(gemachtigden: T. Snijkers en E.A.M. Grootscholten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Met het (primaire bestreden) besluit van 18 november 2024 heeft verweerder verzoeker een last onder bestuursrecht opgelegd, inhoudende de sluiting van de woning aan de [adres] in Den Haag (de woning) voor een periode van drie maanden, ingaande op 27 november 2024 om 13:00 uur. [1]
1.2.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft zich bereid verklaard de sluiting op te schorten tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, vergezeld van [naam] , de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigden van verweerder en de gemachtigden van Hof Wonen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Verzoeker huurt de woning (in een afgesloten portiek) van Hof Wonen en staat als enige ingeschreven op genoemd adres.
2.2.
In de bestuurlijke rapportage van de politie van 29 september 2024 (de rapportage) is vermeld dat de politie op 20 september 2024 een melding heeft ontvangen over een Surinaamse man die in de [straatnaam] zou dealen in harddrugs. Deze man zou vaak te zien zijn met twee honden aan zijn zijde. Op 25 september 2024 heeft de politie in de [straatnaam] gezien dat een man die voldeed aan het signalement betrokken was bij een drugsdeal. Deze man, verzoeker, is aangehouden. Bij een fouillering knisperde er iets in de broek van verzoeker. Verzoeker haalde uit zijn onderbroek 10 wikkels cocaïne 2,57 gram en 1 wikkel heroïne 0,21 gram (beide drugs indicatief positief getest) en voorts € 560,- aan dealer coupures. Verzoeker vroeg aan de politie of zij zijn twee honden even naar zijn woning wilde brengen en gaf hiervoor zijn huissleutel. De politie is naar de woning gegaan en zag in de woning twee lachgascylinders, een grote hoeveelheid Red Bull energiedrank en vaatwasser tabletten. Het vermoeden bestond dat er in de woning nog meer verdovende middelen en/of gestolen goederen aanwezig waren. Na overleg met de officier van justitie is de woning doorzocht. Vermeld is dat in de woning werd aangetroffen:
twee lachgascyliders (leeg), 336 gram henneptoppen, 26 gram heroïne (indicatief getest), 20,7 gram amfetamine (indicatief getest), 88,7 gram dexamfetamine, handboeien van hetzelfde merk en type dat de politie in gebruik heeft, 8 kogels van het merk Luger, een Shell (professioneel illegaal vuurwerk), een gesignaleerd rijbewijs op naam van een ander, een weegschaal, verpakkingsmateriaal, materialen voor de opbouw van een hennepkwekerij (assimilatieverlichting, bedrading, groeimiddel en een transformator), 644 condooms, 28 tubes glijmiddel, 21 boormachines, 12 flessen schoonmaakmiddel, 2 flessen wasmiddel, 51 blikjes Red Bull, 84 stuks Ariel Pods en 15 stuks Glorix Power.
Eerder is in de woning bij een doorzoeking op 11 december 2023 aangetroffen 50 patronen merk Selier& Beliot, 8,1 gram cocaïne, 60 gram henneptoppen, 292,54 gram CMC, 341 gram MDMA, 10,3 gram Levamisol (versnijdingsmiddel) een imitatievuurwapen (plastic) en een imitatievuurwapen (veerdrukpistool Walther P99). De aanleiding van die doorzoeking was een melding dat een persoon tegen haar wil in de woning werd vastgehouden. Daarvan bleek geen sprake te zijn. Er is geen bestuurlijke rapportage opgemaakt. Ten slotte is vermeld dat verzoeker diverse antecedenten heeft.
2.3.
Verweerder heeft, gelet op de bestuurlijke rapportage, besloten om de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Verweerder vindt dat, gelet op de in de woning aangetroffen handelshoeveelheid soft- en harddrugs, in combinatie met de overige constateringen en omstandigheden, er een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat de drugs in de woning aanwezig waren ter verkoop, aflevering of verstrekking. Daarom acht verweerder zich bevoegd om de woning te sluiten. Verweerder acht de sluiting noodzakelijk en evenredig.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
3.1.
Verzoeker stelt dat de tijdens zijn fouillering aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren. Dit is onvoldoende om zijn woning te sluiten. Er was geen sprake van een drugsdeal, hij overhandigde een fietssleutel aan een persoon aan wie hij tijdelijk onderdak had verleend en die inmiddels is vertrokken.
De voorzieningenrechter overweegt dat hetgeen bij verzoeker bij de fouillering is aangetroffen niet de reden is geweest van de sluiting van de woning. Verzoeker, die op dat moment werd aangehouden, had de politie zelf een sleutel gegeven van de woning om zijn honden thuis te brengen. De reden van de sluiting is hetgeen de politie vervolgens in de woning heeft aangetroffen voor en na de doorzoeking op 25 september 2024.
Verweerder heeft geen grond hoeven zien voor twijfel aan de juistheid van de bestuurlijke rapportage, voor wat betreft de bevindingen op straat en hetgeen is aangetroffen in de woning.
3.2.
Verzoeker stelt dat de aangetroffen middelen niet van hem waren, maar van de persoon aan wie hij tijdelijk onderdak heeft verleend. Daarop mag het besluit niet worden gebaseerd.
Deze grond slaagt niet. De voorzieningenrechter overweegt dat volgens rechtspraak persoonlijke verwijtbaarheid niet is vereist voor toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Ow. [2] De vraag of de rechthebbende een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan wel aan de orde komen in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat verweerder in een concreet geval niet van zijn bevoegdheid gebruik mag maken.
3.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat, voor zover verzoeker stelt dat de hoeveelheiden drugs die zouden zijn aangetroffen niet kloppen, verweerder ook op dit punt
niet hoefde te twijfelen aan de juistheid van de bestuurlijke rapportage. Verzoeker heeft dit gesteld zonder onderbouwing. Verweerder heeft mogen uitgaan van de door de politie in de woning aangetroffen ruime (handels)hoeveelheden soft- en harddrugs.
3.4.
Verzoeker stelt dat de (overige) aangetroffen goederen niet van diefstal afkomstig waren en dat deze afkomstig waren van de markt.
De voorzieningenrechter overweegt dat de aangetroffen hoeveelheden soft- en harddrugs bepalend zijn en dat andere drugsgerelateerde goederen mogen meewegen. Verweerder heeft dat als zodanig in zijn besluit vermeld. Dat verweerder alle door de politie in de bestuurlijke rapportage vermelde aangetroffen goederen heeft weergegeven in het bestreden besluit, is niet ongeoorloofd.
3.5.
Volgens vaste rechtspraak is het bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of meer dan 5 gram softdrugs in een woning, in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. [3]
De voorzieningenrechter is, gelet op de aangetroffen ruime handelshoeveelheden soft- en harddrugs en ook de drugsgerelateerde attributen, van oordeel dat verweerder
zich bevoegd heeft mogen achten tot oplegging van de last tot sluiting.
Is de sluiting noodzakelijk?
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder sluiting noodzakelijk mocht vinden. Vast staat dat in de woning een ruime handelshoeveelheid soft- en harddrugs is aangetroffen, een veelheid aan drugsgerelateerde attributen, en voorts 8 kogels, handboeien, illegaal vuurwerk en een gesignaleerd rijbewijs. Hoewel niet bekend is of er feitelijk gehandeld is in of vanuit de woning, waardoor er doorgaans een mindere mate of geen overlast zal zijn, is het wel aannemelijk dat de woning werd gebruikt voor de handel in drugs. Verweerder mocht daarop ook zijn vermoeden baseren dat de woning (mogelijk) gebruikt wordt voor de productie van drugs met als doel de handel hierin. Verweerder heeft mogen meewegen dat ook op 11 december 2023 in de woning handelshoeveelheden drugs, (nep)wapens en kogels in de woning zijn gevonden, hetgeen verzoeker niet heeft betwist. Van een incident is dan ook geen sprake. Ook mocht worden meegewogen dat de politie verzoeker dealend op straat heeft aangetroffen. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verweerder dat sprake is van een dermate ernstig geval, dat niet met een minder ingrijpende maatregel kon worden volstaan om de genoemde doelen te bereiken.
Is de sluiting van de woning evenredig?
5.1.
Verzoeker stelt dat hij vooralsnog slechts verdacht wordt van het voorhanden hebben van verdovende middelen en niet van de handel daarin. Van een strafrechtelijke vervolging is (nog) geen sprake.
De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder in het kader van artikel 13b van de Ow bestuursrechtelijke bevoegdheden heeft die hij kan aanwenden. Deze bevoegdheid staat los van een eventuele strafrechtelijke procedure. [4] Dat wat verzoeker stelt, maakt niet dat verweerder van sluiting had moeten afzien.
5.2.
De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verweerder dat uit de verklaring van verzoeker blijkt dat hij op de hoogte was van het feit dat de aangetroffen drugs en goederen in de woning aanwezig waren. Daarom kan verzoeker een verwijt worden gemaakt met betrekking tot de geconstateerde overtredingen.
5.3.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat verzoeker een bijzondere binding heeft met de woning. De voorzieningenrechter is het met verweerder eens dat, hoewel verzoeker heeft gesteld dat zijn minderjarige kinderen hem wekelijks in de woning bezoeken, verzoeker niet heeft onderbouwd dat hij zijn kinderen niet elders kan zien. Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat hij geen alternatieve huisvesting heeft, ook gelet op het feit dat hij honden heeft, heeft verweerder gezegd dat verzoeker zich bij het daklozenloket van de gemeente Den Haag kan melden. Zijn honden kunnen in dat geval tijdelijk in het asiel verblijven. Op zitting heeft verzoeker toegelicht dat hij inmiddels een nest met tien puppy’s heeft gekregen, hij heeft nu twaalf honden. De puppy’s waren ten tijde van de zitting 32 dagen oud. Zij moeten ook voor een bepaalde termijn bij de moederhond blijven. Een gedwongen vertrek uit de woning is onnodig stressvol voor de jonge dieren. Verzoeker weet niet waar hij met de dieren heen moet. Hij kan een verblijf in het asiel voor zijn honden niet betalen. Hij vraagt, voor het geval een sluiting zal moeten plaatsvinden, enig uitstel tot de puppy’s oud genoeg zijn om van de moederhond gescheiden te mogen worden. De voorzieningenrechter overweegt dat, bij een zeer spoedige sluiting en onder genoemde omstandigheden, het niet ondenkbaar is dat de puppy’s gescheiden zullen worden van het ouderdier. Gelet op het bepaalde in artikel 2.2., zevende lid, van de Wet dieren in samenhang met artikel 1.19. en artikel 1.20., aanhef en onder a, van het Besluit houders van dieren, is het verboden om dieren van het ouderdier te scheiden voordat die dieren een vastgestelde leeftijd hebben bereikt. Voor honden geldt een leeftijd van 7 weken.
Dit betekent dat de puppy’s ten tijde van deze uitspraak een leeftijd van ruim 8 weken zullen hebben. Deze omstandigheid staat dan ook niet aan een sluiting van de woning in de weg.
De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat verweerder de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden in dit geval evenredig heeft mogen achten. Er zijn geen omstandigheden die aanleiding geven om te volstaan met een kortere sluitingsduur.
Verweerder wordt, met het oog op de feestdagen, in overweging gegeven om enige coulance te betrachten met de effectuering van de sluiting.

Conclusie

6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
27 december 2024.
griffier de voorzieningenrechter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Opiumwet (Ow), de Beleidsregel toepassing artikel 13b Opiumwet Den Haag 2023 (de Beleidsregel)
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van
3.De overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912), r.o. 4.1.1.
4.Zie voetnoot 3, genoemde overzichtsuitspraak van de Afdeling, r.o. 4.2.1.