ECLI:NL:RBDHA:2024:22964

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
NL23.23792
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag mvv voor Afghaanse familie op grond van artikel 8 EVRM

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Afghaanse familie tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. De aanvraag was ingediend op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, stellende dat de jongvolwassen referente niet onder het jongvolwassenenbeleid viel, omdat zij een verloving was aangegaan en zelf inkomen had verdiend. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de individuele omstandigheden van de referente en de sterke gezinsband met haar ouders en zussen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, waarbij de staatssecretaris wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen binnen zes weken. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.23792
V-nummers: [nummer 1]
[nummer 2]
[nummer 3]
[nummer 4]
[nummer 5]
[nummer 6]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] ,

geboren op [geboortedag 1] 1962,

[eiser 2] ,

geboren op [geboortedag 2] 1970,

[eiser 3] ,

geboren op [geboortedag 3] 1996,

[eiser 7] ,

geboren op [geboortedag 4] 2000,

[eiser 5] ,

geboren op [geboortedag 5] 2007,
en

[eiser 6] ,

geboren op [geboortedag 5] 2007,
allen van Afghaanse nationaliteit, samen te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvraag voor een mvv [1] met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 1] ’ (hierna: referente).
1.1.
In het besluit van 17 oktober 2022 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Eisers hebben verweerder op 20 juni 2023 in gebreke gesteld omdat verweerder niet (tijdig) een beslissing heeft genomen op het bezwaar. Op 20 augustus 2023 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op het bezwaar.
1.2.
In het bestreden besluit van 5 december 2023 heeft verweerder alsnog op het bezwaar van eisers beslist en het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb [2] heeft het door eisers ingestelde beroep mede betrekking op dit besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, D. Hosseini als tolk in de taal Dari, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het griffierecht
2. Eisers hebben verzocht om vrijgesteld te worden van de verplichting tot het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht. De rechtbank stelt op basis van de bij het beroep overgelegde eigen verklaring omtrent de afwezigheid van vermogen en inkomen vast dat zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.
Het beroep tegen het niet-tijdig beslissen
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder alsnog heeft beslist op het bezwaar van eisers. Gelet hierop en omdat eisers verder geen belang hebben gesteld bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen, is de rechtbank van oordeel dat zij niet langer een rechtens te beschermen belang hebben bij de voortduring van de beroepsprocedure voor zover deze ziet op het niet-tijdig beslissen door verweerder. De rechtbank verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig nemen van een besluit daarom niet-ontvankelijk.
Het beroep tegen het bestreden besluit
4. De rechtbank beoordeelt het beroep van eisers tegen het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden die eisers hebben aangevoerd.
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, voor zover dit is gericht tegen het bestreden besluit. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond
6. Referente is geboren op [geboortedatum] 1997 en heeft de Afghaanse nationaliteit. In augustus 2021 is zij na de machtsovername door de Taliban uit Afghanistan geëvacueerd en is zij Nederland ingereisd, waar zij asiel heeft aangevraagd. Referente is met ingang van 18 september 2021 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 14 januari 2022 heeft zij ten behoeve van haar vader, haar moeder, haar twee zussen en haar twee tweelingbroers (tezamen: eisers) een mvv-aanvraag gedaan met als doel gezinshereniging in Nederland. Haar ouders en haar jongste zus, [eiser 7] , verblijven op dit moment in Afghanistan. Haar oudste zus, [eiser 3] , verblijft in Duitsland en haar twee tweelingbroers, [eiser 5] en [eiser 6] , verblijven in Turkije.
Besluitvorming
7. Verweerder heeft de mvv-aanvraag in het besluit van 17 oktober 2022, gehandhaafd in het bestreden besluit, afgewezen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers een begin van bewijs hebben geleverd ten aanzien van de familierechtelijke band met referente. Volgens verweerder bestaat er echter geen aanleiding om een DNA-onderzoek aan te bieden, nu de aanvraag ook bij het aannemen van een familierechtelijke relatie zou worden afgewezen. Volgens verweerder verplicht artikel 8 van het EVRM [3] namelijk niet tot afgifte van de gevraagde mvv. Verweerder heeft in dit verband overwogen dat referente weliswaar jongvolwassen is, maar dat het jongvolwassenenbeleid [4] niet op haar van toepassing is. Referente heeft namelijk stappen naar zelfstandigheid gezet door een jaar lang een fulltime baan te hebben gehad en door een verloving met [naam 2] te zijn aangegaan. Verder is er volgens verweerder ook geen sprake van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen referente en haar ouders en haar zussen en is evenmin sprake van hechte en persoonlijke banden tussen referente en haar minderjarige broers. Verweerder heeft vervolgens een belangenafweging gemaakt en het standpunt ingenomen dat deze in het nadeel van eisers uitvalt.
Heeft verweerder terecht het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing geacht op referente?
Standpunt eisers
8. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat referente niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. Zij stellen dat referente steeds bij hen is blijven wonen en dat het inkomen dat referente verdiende volledig ten goede kwam aan het gezinsinkomen. Ook is de door de vader van referente geïnstigeerde verloving verbroken zonder dat dit tot een huwelijk of het vertrek van referente uit het ouderlijk huis heeft geleid. Ondanks deze verloving is referente dus deel uit blijven maken van het gezin van eisers. Eisers stellen dat verweerder de verklaringen van referente hierover verkeerd heeft geïnterpreteerd en ten onrechte heeft geconcludeerd dat de gezinsband met eisers is verbroken. Eisers wijzen erop dat de beoordeling of het jongvolwassenenbeleid van toepassing is er vooral gericht moet zijn op de vraag of de jongvolwassene een zelfstandig gezinsleven is begonnen. Daar is volgens eisers in dit geval geen sprake van, nu referente steeds deel uit is blijven maken van het gezin van eisers.
Juridisch kader
8.1.
Uit de rechtspraak van het EHRM [5] volgt dat tussen ouders en hun meerderjarige kinderen in beginsel enkel beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM wordt aangenomen als sprake is van
“more than the normal emotional ties, involving additional elements of dependency”(bijkomende elementen van afhankelijkheid). [6] Het EHRM heeft echter in een aantal zaken waarin de meerderjarige kinderen nog van een jongvolwassen leeftijd waren, geoordeeld dat er geen bijkomende elementen nodig zijn om aan te nemen dat sprake is van beschermenswaardig familie- en gezinsleven. [7] Verweerder is met het jongvolwassenenbeleid aangesloten bij deze rechtspraak. Op grond van het jongvolwassenenbeleid neemt verweerder uitsluitend aan dat er sprake is van familie- en gezinsleven tussen het meerderjarige kind en diens ouder(s), zonder dat sprake hoeft te zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid, als het meerderjarige kind:
jongvolwassen is;
met zijn ouders in gezinsverband samenleeft;
niet in zijn eigen onderhoud voorziet, en
geen zelfstandig gezin heeft gevormd.
Het oordeel van de rechtbank
8.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat referente jongvolwassen is en tot haar vertrek uit Afghanistan altijd met haar ouders in gezinsverband heeft samengewoond. Wat partijen verdeeld houdt, is of het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is op referente omdat zij in Afghanistan een verloving is aangegaan en/of in Afghanistan een eigen inkomen heeft verdiend.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte aan referente heeft tegengeworpen dat zij een zelfstandig gezin heeft gevormd door een verloving aan te gaan en dat daarmee de gezinsband met haar ouders is verbroken. Het enkele feit dat referente een verloving is aangegaan, betekent nog niet dat daarmee zonder meer kan worden geconcludeerd dat referente een zelfstandig gezin heeft gevormd en er geen sprake (meer) is van familie- en gezinsleven met haar ouders. Dit vergt een individuele feitelijke beoordeling, waarbij aan de hand van onder meer de aard, de duur en de intensiteit van de relatie [8] moet worden beoordeeld of sprake is van een dusdanig serieuze relatie dat de gezinsband tussen referente en haar ouders als verbroken moet worden beschouwd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het geval van referente onvoldoende gemotiveerd heeft dat hiervan sprake is. Verweerder heeft in het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat uit de omstandigheid dat referente het verlovingsverzoek van [naam 2] heeft geaccepteerd, blijkt dat zij de intentie had om een gezinsleven met hem op te bouwen en een eigen gezin te starten. Dat dit uiteindelijk niet is gelukt door de situatie in Afghanistan, maakt volgens verweerder niet dat er geen stap is gezet naar zelfstandigheid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder door het enkele verwijzen naar de intentie van referente om een eigen gezin te starten onvoldoende de feitelijke situatie ten tijde van de vlucht van referente uit Afghanistan in de beoordeling betrokken. Zo heeft verweerder niet kenbaar in de besluitvorming betrokken dat referente voorafgaand aan de verloving geen contact had met [naam 2] en dat de verloving pas kort voor haar vertrek door hun families in gang is gezet. Referente heeft hierover verklaard dat de familie van [naam 2] twee maanden bezig was met het vragen van haar hand en dat haar vader net een had toezegging gegeven, maar dat zij nog niet officieel verloofd waren. Hier waren verdere handelingen voor nodig: haar vader moest nog een lijst met voorwaarden opstellen en deze aan de familie van [naam 2] geven. Als zij deze voorwaarden zouden accepteren, dan zou er nog een verlovingsfeest komen. Volgens referente is een verloving binnen de Afghaanse cultuur een afspraak tussen families die pas betekenis krijgt nadat er een verlovingsfeest heeft plaatsgevonden. Daar is het door haar vlucht echter nooit van gekomen. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt verder niet of referente na het in gang zetten van de verloving contact heeft gehad met [naam 2] en zo ja, wat de aard en de frequentie van dit contact was. De rechtbank concludeert hieruit dat de verloving tussen referente en Ayatullah zich nog in een prille fase bevond en dat het contact tussen referente en [naam 2] – voor zover dat er al was – zeer beperkt moet zijn geweest. Het gaat immers om een verloving die door hun families vlak voor het vertrek van referente uit Afghanistan is gearrangeerd, terwijl referente en [naam 2] tot de vlucht van referente bij hun ouders zijn blijven wonen. Hiermee kan naar het oordeel van de rechtbank nog niet van een dusdanig serieuze relatie worden gesproken dat moet worden aangenomen dat referente reeds een zelfstandig gezin heeft gevormd.
8.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het jongvolwassenenbeleid niet op referente van toepassing is omdat zij in haar eigen levensonderhoud heeft voorzien. Referente heeft verklaard dat zij voor haar vertrek uit Afghanistan één jaar fulltime betaald werk heeft verricht als legal advisor. Zij verdiende hiermee 12.000 afghani. Het gezin had gezamenlijk ongeveer 30.000 tot 35.000 afghani nodig om van te leven. Haar vader voorzag met zijn eigen inkomen in de rest van dit bedrag. Hoewel het feit dat referente gedurende één jaar haar eigen inkomen heeft verdiend een aanwijzing kan vormen dat zij hiermee stappen naar zelfstandigheid heeft gezet, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ook ten aanzien van deze voorwaarde de individuele omstandigheden van het geval onvoldoende in zijn beoordeling betrokken. Referente heeft verklaard dat zij maandelijks haar gehele inkomen aan haar vader gaf om te voorzien in het levensonderhoud van het gehele gezin, en kon dus niet zelfstandig over dit geld beschikken. Dat het gehele inkomen werd aangewend voor het levensonderhoud van het gezin duidt er naar het oordeel van de rechtbank eerder op dat tussen referente en haar ouders voor haar vertrek nog een sterke gezinsband bestond dan dat zij al serieuze stappen naar zelfstandigheid heeft gezet. De stelling van verweerder op zitting dat de omstandigheid dat referente kostwinner is voor het gezin juist laat zien dat zij stappen heeft gezet naar zelfstandigheid, volgt de rechtbank niet. De rechtbank acht hierbij van belang dat referente heeft verklaard dat zij niet zelfstandig kon voorzien in het gezinsinkomen, maar dat haar vader voor het grootste gedeelte in het levensonderhoud voorzag. Referente heeft daarnaast verklaard dat zij met haar inkomen van 12.000 afghani niet zelfstandig een huis zou kunnen huren en in Afghanistan zou kunnen leven, nog daargelaten dat het binnen de Afghaanse cultuur (bijna) onmogelijk is om als alleenstaande vrouw zelfstandig te wonen. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken dat referente door het verdienen van een eigen inkomen al dusdanige stappen naar zelfstandigheid heeft gezet dat het jongvolwassenenbeleid niet meer van toepassing kon worden geacht.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank concludeert gelet op het voorgaande dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het jongvolwassenenbeleid niet op referente van toepassing is. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 7:12 van de Awb. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen verdere bespreking.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Als aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit, gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Dolfing, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.W. Victoor, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000.
5.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
6.Zie bijvoorbeeld het arrest van 26 april 2007, Konstatinov tegen Nederland, nr. 16351/03, onder 52.
7.Zie bijvoorbeeld arrest van 28 juli 2020, Pormes tegen Nederland, nr. 25402/14, onder 47.
8.Zie ook paragraaf 3.4 van Werkinstructie 2020/16 van verweerder.