In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 september 2024, met zaaknummers NL24.32623 en NL24.32624, wordt het beroep van eiser, een Poolse nationaliteit, tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 19 maart 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door verweerder, de minister van Asiel en Migratie, op 13 augustus 2024 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser is niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was aanwezig.
De rechtbank oordeelt dat de niet-ontvankelijk verklaring terecht is, omdat eiser als Europees onderdaan wordt beschouwd en lidstaten van de EU elkaar als veilige landen van oorsprong beschouwen. Eiser stelt dat hij in Polen geen hulp kan krijgen voor zijn psychiatrische en verslavingsproblematiek, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder hier voldoende rekening mee heeft gehouden. De rechtbank concludeert dat de medische omstandigheden van eiser geen aanleiding geven om de aanvraag in behandeling te nemen, en dat verweerder terecht een onmiddellijke vertrekplicht heeft opgelegd. Eiser heeft niet aangetoond dat er een belangenafweging had moeten plaatsvinden die in zijn voordeel had moeten uitvallen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.