In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die in beroep is gegaan tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 6 oktober 2022 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 16 oktober 2023 bevestigd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 april 2024 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep in een andere zaak (zaaknummer NL23.35673). Desondanks heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, ter hoogte van € 875,-, en heeft hij bepaald dat de minister het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is op 8 augustus 2024 openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.