ECLI:NL:RBDHA:2024:23021

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
NL23.35674
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing aanvraag

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die in beroep is gegaan tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 6 oktober 2022 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 16 oktober 2023 bevestigd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 april 2024 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.

De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep in een andere zaak (zaaknummer NL23.35673). Desondanks heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, ter hoogte van € 875,-, en heeft hij bepaald dat de minister het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is op 8 augustus 2024 openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35674
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker
(gemachtigde: mr. N. Vreede),
en

de Minister van Asiel en Migratie1,

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker hangende het beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 6 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 oktober 2023 op het bezwaar van verzoeker is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
1.2.
De minister heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 april 2024 op zitting behandeld tezamen met het beroep. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, J. Bierhoff als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL23.35673, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2.1.
Gelet op de uitkomst in de beroepsprocedure, veroordeelt de voorzieningenrechter de minister wel in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze vergoeding bedraagt
€ 875,- omdat de gemachtigde van verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend. Ook ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat de minister aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht moet vergoeden.
1 Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 augustus 2024

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.