ECLI:NL:RBDHA:2024:23028
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek van de eiser om vergoeding van proceskosten. De eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag. Op 25 april 2024 heeft de Staatssecretaris alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna de eiser het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten dat het verzoek om proceskostenvergoeding toewijsbaar is, omdat de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser recht heeft op een vergoeding van € 437,50 voor de gemaakte proceskosten, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de termijn voor het indienen van het beroep niet-ontvankelijk zou zijn geweest als het beroep niet was ingetrokken, maar dat de Staatssecretaris in dit geval geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het beroep van de eiser. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 6 juni 2024.