ECLI:NL:RBDHA:2024:23033
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag EU-verblijfsdocument op basis van het Terugtrekkingsakkoord en beoordeling van de 12-maandentermijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een EU-verblijfsdocument voor duurzaam verblijf op grond van het Terugtrekkingsakkoord beoordeeld. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat eiser de Europese Unie te lang had verlaten en niet voldeed aan de 12-maandentermijn. De rechtbank heeft op 21 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiser langer dan twaalf maanden uit Nederland is geweest. Eiser had weliswaar argumenten aangedragen over zijn intentie om terug te keren en de impact van gezondheidsproblemen en reisbeperkingen door de Covid-pandemie, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de 12-maandentermijn te verlengen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij rechtmatig verblijf had als gemeenschapsonderdaan op 31 december 2020, wat essentieel is voor het verkrijgen van een verblijfsdocument op basis van het Terugtrekkingsakkoord.
De rechtbank wijst ook het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht toe, maar verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt dat er geen ruimte is voor een belangenafweging, aangezien eiser niet voldoet aan de voorwaarden van het Terugtrekkingsakkoord. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft gehandeld en dat de procedure correct is verlopen, zonder schending van het verdedigingsbeginsel of de hoorplicht.