ECLI:NL:RBDHA:2024:23043
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 18 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Deze aanvraag werd op 13 september 2023 door de verweerder afgewezen. Eiser heeft hiertegen op 25 september 2023 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 16 januari 2024 ongegrond verklaard. Eiser ging op 12 februari 2024 in beroep tegen deze beslissing. Echter, verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het griffierecht van € 187,- niet tijdig heeft betaald, wat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een vereiste is voor het in behandeling nemen van het beroep. De rechtbank heeft eiser op 17 maart 2024 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen twee weken betaald moest worden. Deze brief is op 20 maart 2024 bezorgd, maar het griffierecht is niet ontvangen.
Aangezien eiser geen geldige reden heeft gegeven voor de niet-betaling van het griffierecht, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld. De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Khalloufi, griffier, en is op 6 juni 2024 openbaar gemaakt.