ECLI:NL:RBDHA:2024:23055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
SGR 23/3373 en SGR 24/4275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen om energietoeslag voor de jaren 2022 en 2023

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 december 2024, met zaaknummers SGR 23/3373 en SGR 24/4275, zijn twee beroepen van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvragen om energietoeslag voor de jaren 2022 en 2023 aan de orde. Eiser had in 2022 energietoeslag aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Delft heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser ten tijde van de aanvraag jonger dan 21 jaar was. De rechtbank oordeelt dat het college niet heeft onderzocht of eiser voldoet aan de voorwaarden van artikel 12 van de Participatiewet (Pw), wat leidt tot een zorgvuldigheidsgebrek. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit van het college voor het jaar 2022 en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Voor het jaar 2023 heeft eiser ook een aanvraag om energietoeslag ingediend, die eveneens is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft vastgesteld dat eisers inkomen in de referteperiode te hoog was om in aanmerking te komen voor de energietoeslag. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in een bijzondere situatie verkeert die hem recht zou geven op de energietoeslag, en daarom blijft de afwijzing voor het jaar 2023 in stand. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het bestreden besluit voor 2022 gegrond is, terwijl het beroep voor 2023 ongegrond is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/3373 en SGR 24/4275

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2024 in de zaken tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, het college

(gemachtigden: J.A. Pieter en I. Ramautar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de volgende twee beroepen van eiser.
1.1.
Met primair besluit 1 van 6 januari 2023 heeft het college eisers aanvraag om energietoeslag voor het jaar 2022 afgewezen. Met bestreden besluit 1 van 6 april 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Dit betreft het beroep met zaaknummer SGR 23/3373.
1.2.
Met primair besluit 2 van 13 februari 2024 heeft het college eisers aanvraag om energietoeslag voor het jaar 2023 afgewezen. Met bestreden besluit 2 van 12 april 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Dit betreft het beroep met zaaknummer SGR 24/4275.
1.3.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met verweerschriften.
1.4.
Eiser is in het beroep met zaaknummer SGR 23/3373 wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 12 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van het college. Eiser heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.
2.1.
Eiser heeft op 4 december 2022 voor het jaar 2022 energietoeslag als bedoeld in artikel 35, vierde lid, van de Participatiewet [1] (Pw) aangevraagd. Met primair besluit 1, zoals gehandhaafd bij bestreden besluit 1, heeft het college deze aanvraag afgewezen. Het college legt daaraan ten grondslag dat eiser ten tijde van de aanvraag jonger dan 21 jaar was.
2.2.
Op 17 december 2023 heeft eiser voor het jaar 2023 energietoeslag als bedoeld in artikel 35, vierde lid, van de Pw [2] aangevraagd. Met de brief van 30 januari 2024 heeft het college eiser gevraagd om zijn loonstroken over oktober en november 2023 te overleggen. Eiser heeft hierop gereageerd met het bericht dat hij deze niet kan overleggen, omdat hij van juli tot en met oktober 2023 een WW-uitkering van het UWV ontving en zijn laatste inkomensopgave daarom van september 2023 is.
2.3.
Vervolgens heeft het college primair besluit 2 genomen, zoals gehandhaafd bij bestreden besluit 2. Omdat eiser geen loonstroken over oktober, november en december 2023 heeft overgelegd en eiser heeft verklaard dat zijn inkomen in december 2023 gelijkwaardig was aan zijn inkomen in november 2023, heeft het college aan de hand van het inkomen van eiser van november 2023 zoals dat uit Suwinet blijkt, beoordeeld of eiser in aanmerking komt voor energietoeslag. Eisers inkomen inclusief vakantiegeld bedroeg in november 2023 € 2.524,70. Zijn inkomen ligt daarmee boven de norm van 120% (€ 1.459,94) dan wel 130% (€ 1.581,61) van de voor eiser toepasselijke bijstandsnorm. Het college stelt zich daarom op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor energietoeslag.
Wat oordeelt de rechtbank?
In SGR 23/3733
3. Eiser betoogt dat het college ten onrechte een onderscheid maakt op basis van leeftijd. Eiser heeft een eigen energiecontract. Eisers lasten waren toen hij 20 jaar was gelijk aan de lasten die hij vanaf zijn 21e heeft. Voor personen jonger dan 21 jaar geldt een onderhoudsplicht voor de ouders, maar eiser ontvangt geen geld van zijn ouders. Vanwege hun scheiding zijn zij ook meer kosten kwijt aan hun eigen huishouden, waardoor zij eiser niet kunnen ondersteunen. Verder ontving eiser ongeveer € 1.200,- bruto per maand aan inkomen. Daarmee is het zeer moeilijk om rond te komen. Verder heeft het college te laat op zijn bezwaar beslist, wat ook een reden moet zijn voor toekenning van de energietoeslag.
3.1.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat de omstandigheid dat het college te laat op de aanvraag heeft beslist – daargelaten of dit inderdaad het geval is – geen grond is voor toewijzing van de aanvraag. Dit omdat paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet op dergelijke aanvragen van toepassing is.
3.2.
Het college stelt zich, zoals ter zitting nader toegelicht, op het standpunt dat eiser eerst een beroep had moeten doen op de aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud, dan wel de individuele bijzondere bijstand, voordat hij in aanmerking kan komen voor energietoeslag. De rechtbank volgt dit standpunt van het college niet en overweegt daartoe als volgt.
3.3.
Op grond van artikel 12 van de Pw heeft een persoon van 18, 19 of 20 jaar recht op bijzondere bijstand voorzover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders. Op grond van artikel 5, onder d, van de Pw, wordt onder bijzondere bijstand onder meer verstaan: de bijstand bedoeld in artikel 35 van de Pw. Tot de bijzondere bijstand van artikel 35 van de Pw behoort ook de categoriale bijzondere bijstand in de vorm van de energietoeslag van artikel 35, vierde lid, van de Pw. De Pw bevat aldus geen beperking zoals door het college genoemd. Jongeren die voldoen aan de voorwaarden van artikel 12 van de Pw kunnen aldus voor energietoeslag voor het jaar 2022 in aanmerking komen, zonder dat zij eerst een beroep op de aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud of de individuele bijzondere bijstand moeten doen. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de door het college gehanteerde Beleidsregel eenmalige energietoeslag 2022 gemeente Delft jongeren van jonger dan 21 jaar evenmin uitsluit.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat het college niet heeft onderzocht of eiser voldoet aan de voorwaarden van artikel 12 van de Pw. Zo heeft het college bijvoorbeeld eiser niet gevraagd om stukken waaruit blijkt dat de middelen van zijn ouders ontoereikend zijn om hem te onderhouden. Doordat dit onderzoek niet is gedaan, is het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel tot stand gekomen. Het bestreden besluit komt daarmee voor vernietiging in aanmerking.
In SGR 24/2475
4. Eiser betoogt dat het college niet alleen naar zijn inkomen in de maanden oktober, november en december 2023 had moeten kijken, maar naar zijn inkomen in heel 2023 omdat de energietoeslag ook voor heel 2023 geldt. Vanaf oktober 2023 is eisers inkomen gestegen omdat hij vanaf die maand meer is gaan werken. In de periode daarvoor was zijn inkomen aanzienlijk lager. Vanwege de gestegen kosten van boodschappen, huur, energie en telefonie had de energietoeslag eiser kunnen helpen om rond te komen.
4.1.
De wetgever heeft gemeenten de bevoegdheid gegeven om in 2023 een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen. Gemeenten hebben daarbij de vrijheid gekregen om de voorwaarden voor de energietoeslag zelf nader in te vullen. [3] Het college heeft deze voorwaarden bepaald in de Beleidsregel eenmalige energietoeslag 2023 gemeente Delft (de Beleidsregel), zoals deze gold ten tijde van bestreden besluit 2.
4.2.
In artikel 2, eerste, tweede en derde lid, van de Beleidsregel is bepaald dat de energietoeslag is bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen. Van een laag inkomen is sprake als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Huishoudens met een in aanmerking te nemen inkomen tussen 120% en 130% van de voor hen geldende bijstandsnorm komen in aanmerking voor een energietoeslag van € 200,-. Op grond van artikel 1, onder f en g, van de Beleidsregel wordt met de referteperiode bedoeld de volledige maand december 2023.
4.3.
In het betoog van eiser ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het college naar eisers volledige jaarinkomen over 2023 had moeten kijken. Van een onredelijke beleidsbepaling door het college is niet gebleken. Verder heeft het college voor het bepalen van het recht op energietoeslag in afwijking van de Beleidsregel kunnen kijken naar eisers inkomen in november 2023 in plaats van december 2023. Dit vanwege het ontbreken van inkomensinformatie over december 2023 en eisers verklaring dat zijn inkomen in november 2023 gelijkwaardig is aan zijn inkomen in december 2023. Niet in geschil is dat eisers inkomen in november 2023 hoger was dan 120% en 130% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Dit betekent dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de eenmalige energietoeslag voor het jaar 2023.
4.4.
Voor zover eiser met zijn betoog over zijn financiële situatie een beroep doet op de hardheidsclausule van artikel 6 van de Beleidsregel, slaagt dit betoog niet. Eiser heeft niet nader onderbouwd dat en/of in welke mate hij financiële problemen ondervindt. Dat hij maandelijks moeite heeft om rond te komen, is naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheid waardoor het college eiser had moeten behandelen als een bijzonder geval. De rechtbank betrekt hierbij dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat is overwogen dat er onvermijdelijk huishoudens zullen zijn, die net buiten het bereik van de regeling zullen vallen. Daarbij kan het ook gaan om huishoudens die wel degelijk te maken hebben met een financieel probleem als gevolg van een sterk gestegen energierekening. [4]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is gegrond. Dit omdat bestreden besluit 1 in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom bestreden besluit 1. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van bestreden besluit 1 in stand te laten. Ook zal de rechtbank niet zelf een beslissing over de aanvraag om energietoeslag nemen. Dit omdat de rechtbank daarvoor over onvoldoende informatie beschikt. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus).
5.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar tegen primair besluit 1 met inachtneming van deze uitspraak. Daartoe zal het college moeten onderzoeken of eiser voldoet aan de voorwaarden van artikel 12 van de Pw en vervolgens of eiser voldoet aan de overige voorwaarden voor energietoeslag voor het jaar 2022.
6. Het beroep tegen bestreden besluit 2 is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor energietoeslag voor 2023 in stand blijft.
7. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Omdat eiser in het beroep met zaaknummer SGR 23/3373 geen griffierecht heeft betaald, hoeft het college geen griffierecht aan hem te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep met zaaknummer SGR 23/3373 gegrond;
- vernietigt bestreden besluit 1;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen primair besluit 1 met inachtneming van deze uitspraak;
- verklaart het beroep met zaaknummer SGR 24/4275 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In de versie zoals geïntroduceerd met de Wet van 22 augustus 2022 tot wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen, Stb. 2022, 321.
2.In de versie zoals geïntroduceerd met de Wet van 4 oktober 2023 tot wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023, Stb. 2023, 329.
3.Kamerstukken II 2022/23, 36 389, nr. 3, p. 6.
4.Kamerstukken II 2022/23, 36 389, nr. 3, p. 7.