ECLI:NL:RBDHA:2024:23058

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
NL23.28075 en NL23.28076
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een christelijke bekeerlinge en de beoordeling van de geloofwaardigheid door de overheid

In deze zaak heeft eiseres, een christelijke bekeerlinge uit Iran, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 22 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres beoordeeld, waarbij zij concludeert dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de problemen van eiseres met het printen van Bijbelverhalen ongeloofwaardig zijn geacht. De rechtbank oordeelt dat eiseres wel degelijk heeft aangetoond dat zij in Iran in gevaar verkeert vanwege haar bekering tot het christendom. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens wordt eiseres een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.28075 (beroep)
NL23.28076 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres en verzoekster, hierna: eiseres

(gemachtigde: mr. M. Gavami),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en veiligheid,
verweerder
(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

Procesverloop

Op 19 september 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Met het bestreden besluit van 6 september 2023 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, ertoe strekkende dat zij in afwachting van de beslissing op het beroep niet wordt uitgezet.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) heeft het beroep samen met het verzoek om een voorlopige voorziening op 22 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, D.H. Abdolabadi als tolk in de taal Iraans en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het kennelijk ongegrond verklaren van de aanvraag van eiseres door verweerder. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1995 en heeft de Iraanse nationaliteit. Zij legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres voelde zich in Iran depressief over haar leven als vrouw onder de islam. Ook had zij last van wraakzuchtige gevoelens. Zij sprak over deze gevoelens met haar tante, die in Nederland woont. In 2021 heeft de tante van eiseres haar verteld dat zij vroeger ook worstelde met boze en wraakzuchtige gevoelens, totdat zij de God van Jezus Christus leerde kennen, die haar vergeving en daarmee rust bracht. De tante van eiseres zei dat deze God ook haar rust zou kunnen geven. Op deze wijze kwam eiseres voor het eerst in aanraking met het christendom. De tante van eiseres bracht haar in contact met een vriendin, [naam] , die ook in Nederland woont en aan eiseres Bijbelverhalen begon te sturen. Eind december 2021 heeft de werkgever van eiseres haar betrapt toen zij een Bijbelverhaal op haar werkplek aan het printen was. Haar werkgever dwong eiseres om seksuele handelingen voor hem te verrichten, en dreigde dat hij haar anders bij de autoriteiten zou aangeven als bekeerlinge. Ook heeft de werkgever van eiseres haar met de dood bedreigd. Eiseres is nog anderhalve maand in dienst gebleven. Daarna is zij uit Iran vertrokken en via Spanje naar Nederland gereisd. In Nederland is zij tot het christendom bekeerd. Eiseres stelt dat zij niet terug kan naar Iran, omdat zij daar gevaar loopt vanwege haar bekering. Tijdens haar verblijf in Spanje belde de moeder van eiseres haar ook op om te vertellen dat er een inval was geweest bij hen thuis door de autoriteiten van Iran, en dat zij op zoek waren naar eiseres. Eiseres vermoed dat haar werkgever achter deze inval zit.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
problemen vanwege geprinte Bijbelverhalen;
bekering tot het christendom.
Verweerder heeft het eerste element (identiteit, nationaliteit en herkomst) geloofwaardig geacht. Het tweede element (problemen vanwege geprinte Bijbelverhalen) en het derde element (bekering tot het christendom) heeft verweerder ongeloofwaardig geacht.
Ten aanzien van het tweede element heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft toegelicht waarom zij het risico nam om Bijbelverhalen te printen op haar werkplek, terwijl algemeen bekend is dat het risicovol is om in Iran met Bijbelverhalen gezien te worden. Dat haar werkgever er doorgaans niet was op het tijdstip dat eiseres de verhalen printte, is hiertoe niet afdoende. Daarnaast konden er ook andere collega’s binnenkomen. Bovendien heeft eiseres verklaard dat haar werkgever belangrijke klanten bedient bij de overheid van Iran, wat het nemen van dit risico nog opmerkelijker maakt. Verweerder heeft het daarnaast ongeloofwaardig geacht dat zij, ondanks de gestelde problemen die zij bij haar werkgever ondervond, toch nog anderhalve maand voor hem is blijven werken. Daarnaast heeft eiseres slechts summier verklaard over de inval van de autoriteiten bij haar ouders thuis, en is het volgens verweerder ongeloofwaardig dat eiseres niet bij haar moeder heeft doorgevraagd over deze inval of anderszins heeft geprobeerd te achterhalen wie er achter deze inval zat en waarom deze heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van het derde element heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen inzicht heeft gegeven in het motief voor, haar interesse in en het proces van haar bekering. Zij heeft meermaals slechts summier verklaard op open vragen hierover, ondanks het feit dat veel werd doorgevraagd over deze onderwerpen. Dit is volgens verweerder des te opvallender aangezien eiseres verklaard heeft veel gesprekken te hebben gevoerd over haar geloof met haar tante en met [naam] . Ook heeft eiseres slechts summier verklaard over wat het christendom voor haar betekent en hoe dit haar heeft veranderd. Haar verklaringen dat god en het christendom voor haar liefde en vergeving betekenen, en dat zij minder wraakzuchtig en boos is nu zij bekeerd is, zijn hiervoor onvoldoende. Haar gestelde geloofsgroei en activiteiten binnen het christendom heeft zij daardoor ook niet aannemelijk gemaakt.
Heeft verweerder het tweede element (problemen vanwege geprinte Bijbelverhalen) ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
5. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder het ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat zij in de problemen is gekomen vanwege het printen van Bijbelverhalen op haar werk. Eiseres erkent dat het risicovol is om Bijbelverhalen te printen in Iran, maar zij heeft dit gedaan op een moment waarop haar baas doorgaans nooit op kantoor was. In tegenstelling tot wat verweerder stelt, heeft zij heeft dit onderdeel van haar verhaal dus wel toegelicht. Dat eiseres nog anderhalve maand bleef werken voor haar werkgever komt doordat hij haar onder druk zette en bedreigde. Ook had zij die tijd nodig om haar vertrek uit Iran voor te bereiden. Ten aanzien van de inval in haar huis voert eiseres aan dat zij tijdens telefoongesprekken met haar moeder niet durfde door te vragen over deze inval, omdat zij beide vreesden te worden afgeluisterd door de autoriteiten.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij de gestelde problemen van eiseres door het printen van Bijbelverhalen ongeloofwaardig acht. Eiseres heeft verklaard [1] dat haar werkgever normaliter
nooitaanwezig was op kantoor op het tijdstip waarop zij de Bijbelverhalen printte. Ook op zitting heeft zij benadrukt dat zij hem niet op kantoor verwachtte, dat er op dat moment ook geen andere collega’s aanwezig waren en dat zij alleen bij de printer stond. Gelet hierop valt niet in te zien waarom verweerder eiseres in het bestreden besluit tegenwerpt dat zij verklaard heeft dat haar werkgever er
doorgaansniet was, en dat zij gelet hierop het risico dat zij genomen heeft onvoldoende heeft toegelicht. Uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij alleen was en erop vertrouwde dat zij alleen zou blijven op dat moment. Het bestreden besluit is op dit punt onvoldoende deugdelijk gemotiveerd.
5.2.
Hetzelfde geldt voor verweerders standpunt dat het ongeloofwaardig is dat eiseres nog anderhalve maand voor haar werkgever is blijven werken. In de zienswijze [2] en op zitting heeft eiseres toegelicht dat zij dit deed omdat haar werkgever dreigde haar aan te geven als afvallige en zelfs te vermoorden, dat zij haar vertrek nog moest voorbereiden en dat zij gedurende die tijd geen argwaan wilde wekken. Onder deze omstandigheden heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank eiseres niet tegen kunnen werpen dat zij niet meteen is gevlucht. Het standpunt van verweerder dat eiseres haar vertrek uit Iran ook vanaf een andere locatie had kunnen voorbereiden, kan de rechtbank zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet volgen.
5.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder eiseres ten onrechte tegenwerpt dat zij onvoldoende heeft getracht te achterhalen wie er achter de inval in haar huis zat en waarom er naar haar gezocht werd. Eiseres heeft in het nader gehoor [3] en op zitting toegelicht dat zij door haar moeder telefonisch op de hoogte werd gesteld van de inval, en dat zowel zij als haar moeder hier niet verder over durfden te praten uit vrees om afgeluisterd te worden. Verweerder heeft deze vrees zowel in het bestreden besluit [4] als op zitting erkend, maar zich op het standpunt gesteld dat eiseres desondanks toch om feitelijke informatie had kunnen vragen, zoals de datum en het tijdstip van de inval en het aantal mensen dat daarbij aanwezig was. Naar het oordeel van de rechtbank valt zonder nadere onderbouwing niet in te zien waarom eiseres, ondanks haar vrees om afgeluisterd te worden en hierdoor verder in de problemen te komen, toch concrete vragen over de inval had kunnen stellen. Ook verweerders standpunt dat eiseres op andere manieren informatie over de inval had kunnen achterhalen volgt de rechtbank niet, nu verweerder in het bestreden besluit en op zitting niet heeft kunnen uitleggen hoe eiseres dit had kunnen en moeten doen.
5.4.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij het tweede element (problemen vanwege geprinte Bijbelverhalen) ongeloofwaardig heeft geacht. De beroepsgrond slaagt.
Heeft verweerder het derde element (bekering tot het christendom) ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
6. Eiseres voert verder aan dat verweerder haar bekering tot het christendom ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiseres voert hiertoe aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres slechts summier en oppervlakkig heeft verklaard over haar motief voor, interesse in en proces van bekering. Ook voert eiseres aan dat verweerder haar voorgeschiedenis en achtergrond onvoldoende in kaart heeft gebracht en onvoldoende heeft betrokken bij zijn besluitvorming. Haar motief voor en het proces van bekering is daardoor niet goed beoordeeld. Ook is er door de gehoormedewerker tijdens het nader gehoor niet goed doorgevraagd. Eiseres wijst in dit kader op het rapport
Toetsing bekering van [eiseres]van Stichting [stichting] van 21 september 2023, dat zij in beroep heeft overgelegd.
6.1.
Eiseres heeft in het kader van haar bekering onder meer als volgt verklaard. Zij heeft op meerdere momenten in haar leven ervaren dat zij als vrouw onder de islam een minderwaardige positie heeft. Zij is op momenten ook gestraft als zij zich niet naar deze minderwaardige positie voegde. Zo heeft eiseres verklaard dat zij als jong meisje al anders werd behandeld door haar opa, die haar kleineerde en mishandelde als zij zich niet ‘juist’ kleedde. [5] Ook heeft eiseres verklaard dat zij door de zedenpolitie werd gearresteerd vanwege het niet dragen van de ‘juiste’ kleding. [6] Verder heeft eiseres verklaard dat zij als getuige wilde optreden in de echtscheidingsprocedure van een vriendin, en vanwege haar vrouw-zijn niet als volwaardige getuige werd gezien. [7] Ook heeft zij verklaard dat haar verloofde voor haar achterhield dat hij al getrouwd was. Toen eiseres hem hiermee confronteerde, zei hij haar dat hij onder de islam het recht had om wel vier keer te trouwen. [8]
Eiseres heeft verklaard dat zij door dit soort ervaringen, waarin zij geconfronteerd werd met haar minderwaardige positie, kampte met haat en depressieve gevoelens. [9] Toen eiseres hierover sprak met haar tante, vertelde haar tante haar over de christelijke leer van vergeving, en de rust die dit haar had geschonken, onder andere in relatie tot haar schoonmoeder. De tante van eiseres zei dat ook eiseres door vergeving rust zou kunnen vinden. [10] Hierdoor raakte eiseres nieuwsgierig naar het christendom. Zij begon hierover te spreken met haar tante en later met [naam] , die haar Bijbelverhalen stuurde. [11] Eiseres heeft verklaard dat de christelijke leer gevoelens van vergeving, liefde en rust bij haar teweegbracht, en dat zij daardoor heeft geleerd om niet te oordelen over anderen. [12]
6.2.
De rechtbank volgt verweerder niet in het standpunt dat eiseres summier en oppervlakkig heeft verklaard over haar motief voor, interesse in en proces van bekering. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
6.2.1.
De rechtbank volgt verweerder niet in het standpunt dat eiseres summier en onduidelijk heeft verklaard over de gesprekken met haar tante. Eiseres heeft verklaard dat haar tante wist dat eiseres in een slechte emotionele staat verkeerde en kampte met depressieve en haatdragende gevoelens. [13] Op grond van deze verklaringen is de rechtbank, in tegenstelling tot verweerder, van oordeel dat eiseres wel heeft uitgelegd waarom haar tante dacht dat zij baat kon hebben bij rust, en waarom zij haar vertelde over vergeving en het christendom. Het was immers de ervaring van de tante van eiseres dat de christelijke leer vergeving en daarmee rust schenkt. Eiseres heeft daarnaast naar het oordeel van de rechtbank ook duidelijk verklaard over de inhoud van de gesprekken met haar tante. Zo heeft eiseres verklaard dat haar tante de christelijke God aan haar beschreef als een herder die zijn schapen koestert, wat eiseres verbaasde omdat zij tot dan toe God had ervaren als een God van verplichting, dwang en straf. Daarna heeft de tante van eiseres haar in contact gebracht met [naam] , met wie eiseres daarna voornamelijk contact heeft gehad. [14]
6.2.2.
De rechtbank volgt verweerder ook niet in zijn standpunt dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt wat zij met haar interesse in het christendom deed en dat haar verklaringen hierover onvoldoende diepgaand zouden zijn. Eiseres heeft verklaard dat zij met zowel haar tante als met [naam] heeft gepraat over het christelijke geloof. Van [naam] , met wie eiseres blijkens haar verklaringen het meeste contact had [15] , kreeg eiseres ook Bijbelverhalen opgestuurd. Eiseres heeft als voorbeelden genoemd het verhaal van de verloren zoon, het verhaal van de herder die zijn schaap kwijt raakt en een verhaal over een storm op zee. Eiseres heeft verklaard dat zij met [naam] deze Bijbelverhalen besprak. Eiseres heeft ook een concreet voorbeeld gegeven van een vraag die zij had over het verhaal van de verloren zoon en welke antwoord [naam] daarop gaf. [16] Zij heeft verder verklaard dat zij in Nederland is begonnen met het bijwonen van kerkdiensten en het volgen van Bijbelles, en dat zij met andere kerkgangers over haar ervaringen praat. [17] Ook heeft eiseres een verklaring van de voorganger van haar kerk overgelegd, waaruit volgt dat zij sinds november 2022 deelneemt aan kerkdiensten in de [kerk] in Nijmegen. Ook heeft zij een doopakte van [datum] van dezelfde kerk overgelegd.
6.2.3.
De rechtbank volgt verweerder evenmin in zijn standpunt dat eiseres oppervlakkig en summier heeft verklaard over het moment waarop zij bekeerd is. Eiseres heeft verklaard dat dit moment op 9 juli 2022 heeft plaatsgevonden, omdat zij toen met haar hart is gaan geloven. Zij heeft verklaard dat zij die dag in de kerk een lied hoorde, waarin God vergeleken werd met een reddingsboot die mensen te hulp schiet en hen niet meer in de steek laat. Eiseres kreeg toen het gevoel dat het lied gezongen werd voor haar, dat het over haar leven ging. Eiseres heeft verklaard dat het voelde als een gevoel van verliefdheid. [18] Stichting [stichting] heeft in haar rapport aangegeven dat dit ‘emotioneel effect’ wijst op een primair passieve bekering die plaatsvond in de loop van een actief zoekproces naar God. [19] In antwoord op de vraag waarom zij het gevoel kreeg dat het lied over haar leven ging, vertelde eiseres het verhaal van haar verloofde die haar bedrogen had. Eiseres heeft zodoende verklaard over de precieze datum waarop en omstandigheden waaronder zij zichzelf als christen is gaan beschouwen, en aan welk stuk van haar leven dit moment van bekering raakte.
6.2.4.
De rechtbank is verder, in tegenstelling tot verweerder, van oordeel dat eiseres haar groei in het geloof wel inzichtelijk heeft gemaakt. Eiseres heeft over de kerkdiensten die zij bijwoont verklaard dat deze haar antwoorden geeft op levensvragen. Als voorbeeld heeft eiseres het verhaal over Maria, het water en de wijn genoemd. Dit verhaal heeft haar doen inzien dat mensen in het leven altijd problemen tegenkomen, maar dat je nooit de hoop moet verliezen en op God moet vertrouwen. [20] Eiseres heeft over Bijbelles verklaard dat zij daar heeft geleerd om anderen in hun waarde laten en niet te beoordelen, en dat dit belangrijk voor haar was omdat zij zich zelf vaak beoordeeld heeft gevoeld door anderen. [21] Eiseres heeft verklaard dat zij de aanwezigheid van God voelt en met hem praat, en dat zij niet langer bang is voor God zoals zij dat wel was onder het islamitische geloof. [22] Eiseres heeft verklaard dat zij dankzij het christelijke geloof geen gevoelens van haat, wraak en woede meer heeft en dat zij vergeving en liefde voelt. Zij heeft verklaard dat zij zelfs op haar vijanden niet meer boos is, maar voor hen bidt dat zij rust zullen vinden. [23] Ook heeft eiseres verklaard dat zij, sinds zij christen is geworden, mensen vaker probeert te helpen. Als voorbeeld heeft zij genoemd dat zij een mevrouw op het treinstation heeft geholpen door haar naar de trein te brengen. [24] Gelet hierop volgt de rechtbank verweerder ook niet in zijn standpunt dat eiseres slechts summier en oppervlakkig heeft verklaard over verandering die zij heeft ondergaan sinds haar kennismaking met het christendom. De rechtbank overweegt in dat kader ook dat eiseres heeft verklaard dat het psychisch heel slecht met haar ging toen zij in Nederland aankwam, maar dat zij zich dankzij de kerkbezoeken en het contact met andere kerkgangers beter is gaan voelen. Daarnaast volgt de rechtbank verweerder niet in het standpunt dat eiseres summier en oppervlakkig heeft verklaard over wat het christendom inhoudt. Verweerder stelt dat eiseres enkel in algemene begrippen heeft gesproken over het christelijke geloof, maar uit het voorgaande volgt dat eiseres wel concreet en met persoonlijke voorbeelden verklaard heeft wat het christendom voor haar betekent.
6.3.
De rechtbank merkt tot slot op dat verweerder bij herhaling aan eiseres tegenwerpt dat zij tijdens het nader gehoor, in antwoord op vragen over haar interesse in het christendom, over haar ervaringen als vrouw onder de islam begon te vertellen. Het is voor de rechtbank niet te volgen dat verweerder dit aan eiseres tegenwerpt. Blijkens de verklaringen van eiseres zijn juist deze ervaringen de aanleiding en drijfveer geweest voor haar interesse in het christendom en haar uiteindelijke bekering. Verweerder heeft deze ervaringen en de voorgeschiedenis van eiseres ten onrechte niet betrokken bij zijn besluitvorming. Ook is de rechtbank van oordeel dat er in het nader gehoor te veel is vastgehouden aan een vaste vraagstructuur, waarbij bij herhaling dezelfde vragen werden gesteld, terwijl uit de werkinstructie [25] van verweerder juist volgt dat zo veel mogelijk het echte gesprek moet worden aangegaan. [26] Tot slot merkt de rechtbank op dat verweerder aan eiseres heeft tegengeworpen dat zij niet diepgaand heeft verklaard over het christendom en haar proces van bekering, maar dat de gemachtigde van verweerder op zitting desgevraagd niet kon uitleggen waarin de verklaringen van eiseres tekortschoten, of wat verweerder dan wel verstaat onder een voldoende diepgaande verklaring.
6.4.
De rechtbank is concluderend van oordeel dat verweerder het derde element (bekering tot het christendom) van het asielrelaas van eiseres ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De beroepsgrond slaagt.
Had verweerder de afvalligheid van eiseres als apart element moeten betrekken bij de beoordeling?
7. Eiseres voert tot slot aan dat verweerder haar afvalligheid van de islam ten onrechte niet als apart element beoordeeld heeft.
7.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat afvalligheid in het relaas van eiseres geen relevant element is, omdat er in haar geval geen proces of verandering heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft namelijk verklaard dat zij nooit in de leer van de islam heeft geloofd.
7.2.
In zijn werkinstructie definieert verweerder ‘afvalligheid’ als de situatie waarin
een vreemdeling zich heeft afgewend van het geloof waarmee hij is opgegroeid, dat hij eerder heeft aangehangen of waarbij hij in de ogen van zijn sociale omgeving of de overheid aangesloten behoort te zijn. [27] Bij afvalligheid is er op enig moment iets gewijzigd bij de vreemdeling in het innerlijke geloof waardoor hij zich hiervan heeft afgewend, of de vreemdeling voelt zich niet meer behoren tot het geloof waar hij op enige wijze wel aan heeft deelgenomen. [28] Afvalligheid moet als zelfstandig asielmotief worden beoordeeld als deze vooraf is gegaan aan een bekering, maar de motieven voor en het moment van afvalligheid duidelijk te onderscheiden zijn van een eventuele latere bekering tot een andere geloofsovertuiging. [29]
7.3.
De rechtbank overweegt dat eiseres in het nader gehoor heeft verklaard dat haar grootouders streng gelovige moslims zijn. Zij hield heel veel van haar grootouders, en probeerde hen als jong meisje blij te maken door te bidden en de Koran te lezen. [30] Toen zij op de leeftijd kwam waarop zij de geloofsregels verplicht moest gaan naleven, ontwikkelde zij een afkeer voor de islam. Deze afkeer bestond er vooral uit dat de vrouwen onder de islam een minderwaardige positie toebedeeld krijgen. [31] Zij geloofde niet in de islam, maar volgde de voorschriften wel nog uit een gevoel van verplichting vanuit haar omgeving en angst en voor God. [32] Op zitting heeft eiseres verklaard dat zij meedeed aan de islamitische samenleving waarin zij is opgegroeid, maar dat zij door alles wat er is gebeurd tot de conclusie is gekomen dat de islam niet haar geloof is.
7.4.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van eiseres valt op te maken dat gedurende haar volwassenwording een proces van verandering bij haar heeft plaatsgevonden waardoor zij op een gegeven moment niet meer wilde behoren tot de islam, het geloof waarmee zij is opgegroeid, waarbij zij volgens haar omgeving bij aangesloten behoorde te zijn en waaraan zij met tegenzin heeft deelgenomen. Gelet hierop volgt de rechtbank verweerder niet in het standpunt dat er zich bij eiseres geen proces van verandering heeft voltrokken. Deze verandering heeft bovendien plaatsgevonden voordat eiseres interesse kreeg in en zich bekeerde tot het christendom. Eiseres heeft namelijk verklaard dat zij depressief werd van haar leven onder de islam, en dat haar tante haar naar aanleiding daarvan heeft verteld over het christendom. [33] Verweerder had haar afvalligheid daarom als zelfstandig element moeten betrekken bij de beoordeling van haar asielrelaas. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Awb [34] en het motiveringsbeginsel van artikel 3:46 van de Awb. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiseres ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak. Verweerder zal bij het nieuwe besluit ook moeten betrekken wat de gevolgen voor eiseres zouden zijn als zij zou terugkeren naar Iran. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
8.2.
Omdat bij deze uitspraak op het beroep van eiseres is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De rechtbank wijst het verzoek hiertoe daarom af.
8.3.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. De rechtbank stelt deze vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 875,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank, in de zaak NL23.280750:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 6 september 2023;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
De voorzieningenrechter, in de zaak NL23.28076:
- wijs het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Hollander, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de beslissing op het verzoek op een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Pagina’s 14 en 15 van het nader gehoor.
2.Pagina’s 4 en 5 van de zienswijze.
3.Pagina 8 van het nader gehoor.
4.Pagina 4 van het bestreden besluit.
5.Pagina’s 3, 10, 11 en 13 van het nader gehoor.
6.Pagina 12 van het nader gehoor.
7.Pagina 11 van het nader gehoor.
8.Pagina’s 16 en 21 van het nader gehoor.
9.Pagina’s 9, 10, 12 en 19 van het nader gehoor.
10.Pagina’s 5, 11, 12 en 13 van het nader gehoor.
11.Pagina’s 5, 13 en 14 van het nader gehoor.
12.Pagina’s 5, 9 en 16 van het nader gehoor.
13.Pagina’s 11 en 12 van het nader gehoor.
14.Pagina 5 van het nader gehoor.
15.Pagina 5 van het nader gehoor.
16.Pagina 14 van het nader gehoor.
17.Pagina’s 16, 17, 18 en 19 van het nader gehoor.
18.Pagina’s 15 en 16 van het nader gehoor.
19.Pagina 20 van het rapport
20.Pagina’s 9, 18 en 19 van het nader gehoor.
21.Pagina 16 en 17 van het nader gehoor.
22.Pagina 17 van het nader gehoor.
23.Pagina 17 en 18 van het nader gehoor.
24.Pagina 19 van het nader gehoor.
25.Werkinstructie 2022/3.
26.Pagina 16 van werkinstructie 2022/3.
27.Pagina 3 van werkinstructie 2022/3.
28.Pagina 13 van werkinstructie 2022/3.
29.Pagina 12 van werkinstructie 2022/3.
30.Pagina 3 van het nader gehoor.
31.Pagina’s 12 en 21 van het nader gehoor.
32.Pagina 3, 10 en 17 van het nader gehoor.
33.Pagina’s 11 en 12 van het nader gehoor.
34.Algemene wet bestuursrecht.