ECLI:NL:RBDHA:2024:23061
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke bezwaar van een Oekraïense verzoekster tegen de afwijzing van tijdelijke bescherming
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Oekraïense verzoekster. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd bepaald dat zij niet onder de Richtlijn tijdelijke bescherming valt en daarom geen verblijfssticker zou ontvangen. De verzoekster heeft verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij meent dat er een spoedeisend belang is bij haar verzoek. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 18 juli 2024 behandeld, waarbij de verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzoekster rechtmatig verblijf heeft in Nederland, omdat haar asielprocedure nog loopt. De voorzieningenrechter heeft echter ook vastgesteld dat de verzoekster een meer dan redelijke kans van slagen heeft in haar bezwaar tegen het besluit van de minister. Daarom heeft de voorzieningenrechter de minister opgedragen om binnen twee weken na de hoorzitting een beslissing te nemen op het bezwaar van de verzoekster. Indien de minister niet tijdig beslist, worden de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geschorst en moet de verzoekster als begunstigde van tijdelijke bescherming worden aangemerkt en een verblijfssticker ontvangen. De verzoekster krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen.