ECLI:NL:RBDHA:2024:23069
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake EU-verblijfsrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F.W. Verweij, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, die op 15 januari 2024 het verblijfsrecht van verzoeker had ingetrokken per 22 december 2022 en zijn aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen had afgewezen. De minister bleef in het besluit op bezwaar bij zijn eerdere standpunt.
Tijdens de zitting op 1 november 2024 was alleen de gemachtigde van de minister aanwezig, terwijl verzoeker en zijn gemachtigde zich afmeldden. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In een andere uitspraak, zaaknummer NL24.21530, heeft de rechtbank op dezelfde dag uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening verviel. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
In de conclusie van de uitspraak is vermeld dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Tevens zijn partijen erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier, en is bekendgemaakt op 6 november 2024.