ECLI:NL:RBDHA:2024:23074
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag EU-verblijfsdocument op basis van het Terugtrekkingsakkoord en beoordeling van de 12-maandentermijn
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een EU-verblijfsdocument voor duurzaam verblijf op grond van het Terugtrekkingsakkoord. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiser de Europese Unie te lang heeft verlaten en niet voldoet aan de 12-maandentermijn. De rechtbank heeft de zaak op 21 mei 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiser langer dan twaalf maanden uit Nederland is geweest. Eiser heeft aangevoerd dat zijn afwezigheid te maken had met gezondheidsproblemen en reisbeperkingen door de Covid-pandemie, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de termijn te verlengen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij rechtmatig verblijf had als gemeenschapsonderdaan op 31 december 2020, wat essentieel is voor het verkrijgen van een verblijfsdocument op basis van het Terugtrekkingsakkoord.
De rechtbank wijst ook het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht toe, maar verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt dat er geen ruimte is voor een belangenafweging, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van het Terugtrekkingsakkoord. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft gehandeld en dat de procedure correct is verlopen, zonder schending van het verdedigingsbeginsel of de hoorplicht.