ECLI:NL:RBDHA:2024:23082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.21166 + NL24.21167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van een Boliviaanse vrouw die slachtoffer is van mensenhandel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van een Boliviaanse vrouw tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres, geboren in 2004, heeft op 25 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 12 mei 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 19 juni 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond niet terecht is, omdat eiseres niet heeft geprobeerd om door het gebruik van een vals document in een gunstiger positie te komen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en legt een terugkeerbesluit op met een termijn van vier weken. Eiseres heeft verklaard dat zij slachtoffer is van mensenhandel en dat zij bij terugkeer naar Bolivia vreest voor haar ex-partner en de mensenhandelaren. De rechtbank concludeert dat de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgewezen en dat de motivering van verweerder onvoldoende is. De rechtbank wijst de asielaanvraag af als ongegrond, maar vernietigt het eerdere terugkeerbesluit en inreisverbod.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL24.21166 (beroep)
NL24.21167 (voorlopige voorziening)
[V-Nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres]

geboren [geboortedatum] 2004, van Boliviaanse nationaliteit, eiseres en verzoekster, hierna; eiseres
(gemachtigde: mr. R.M. Boesjes),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Mustafa).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en het daarmee samenhangende verzoek om een voorlopige voorziening.
1.2.
Eiseres heeft op 25 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 12 mei 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij is een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
1.3.
De rechtbank heeft de zaken op 19 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, A. Koster als tolk in de Spaanse taal en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het afwijzen van de asielaanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Zij vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien in die zin dat de aanvraag wordt afgewezen als ongegrond en dat aan eiseres een terugkeerbesluit wordt opgelegd met een termijn van vier weken. Het inreisverbod komt te vervallen.
2.2.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiseres legt het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag. Eiseres heeft Bolivia verlaten nadat zij een voicebericht heeft ontvangen van een vrouw (hierna: [naam] ) met een werkaanbod in Spanje. Het aanbod was om als schoonmaakster te werken. [naam] heeft eiseres een vals document en een vliegticket gegeven. Eiseres zou drie tot vier maanden moeten werken om haar schuld af te betalen Na een jaar werken in Spanje zou ze de mogelijkheid krijgen om ofwel verblijfsdocumenten te krijgen in Spanje of terug te keren naar Bolivia. Bij aankomst in Nederland werd het voor eiseres duidelijk dat zij het slachtoffer was van mensenhandel. Daarnaast stelt eiseres dat zij voor haar vertrek problemen had met haar ex-partner, waarbij er sprake was van huiselijk- en seksueel geweld. Dit heeft bijgedragen aan haar beslissing Bolivia te verlaten en het werkaanbod te accepteren.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Problemen met de ex-partner
3. Discriminatie wegens afkomst uit [plaatsnaam]
4. Werkaanbod [naam]
Verweerder heeft alle onderdelen van het relaas geloofwaardig geacht. Verweerder overweegt daarbij dat eiseres geen vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag, nu niet is gebleken dat zij gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege discriminatie. Daarnaast overweegt verweerder dat, hoewel er niet wordt getwijfeld aan de geloofwaardigheid, eiseres geen reëel risico op ernstige schade loopt, noch op grond van huiselijk geweld, noch op grond van de vrees voor de mensenhandelaren. Bovendien stelt verweerder dat zij zich nog tot de Boliviaanse autoriteiten kan wenden om bescherming te krijgen. Verweerder overweegt dat aangezien eiseres een vals document heeft overgelegd aan de grens, zij de Minister heeft misleid omtrent haar identiteit. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag als kennelijk ongegrond, op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw [1] afgewezen en daarbij een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Artikel 64 Vw
5. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat haar beroep op artikel 64 Vw vervalt.
Reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM [2]
6. Eiseres voert aan dat zij een reëel risico loopt te worden onderworpen aan een behandeling zoals verboden in artikel 3 van het EVRM en artikel 29, tweede lid en onder b, van de Vw. Allereerst stelt eiseres dat zij in een psychische noodtoestand verkeerde door de mishandeling, opsluiting, verkrachting en herhaalde contactpogingen van haar expartner. Dit heeft haar een duw in de richting van de mensenhandelaren gegeven, wiens aanbod zij zag als redding. Eiseres stelt dat zij bij terugkeer naar Bolivia vreest voor de mensenhandelaren, nu zij nooit is komen opdagen in Spanje en haar schuld niet heeft betaald. Eiseres stelt daarnaast dat zij een reëel risico loopt slachtoffer te worden van huiselijk geweld nu haar ex-partner haar zal weten te vinden. Bovendien stelt eiseres dat zij in elk geval geen bescherming hiertegen zal kunnen krijgen van de Boliviaanse autoriteiten. Zij verwijst daarbij naar landeninformatie over Bolivia waaruit blijkt dat er sprake is van grootschalige corruptie, met name met betrekking tot de effectieve bescherming van vrouwen. [3]
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor een geslaagd beroep op artikel 3 van het EVRM moet er sprake zijn van een reëel risico op een onmenselijke behandeling en moet er daarnaast worden gekeken naar de bescherming door autoriteiten. De rechtbank is van oordeel dat eiseres inderdaad is onderworpen aan nare situaties, zowel met haar ex-partner als vanwege de ontdekking dat zij te maken had met mensenhandelaren. De geloofwaardigheid van deze elementen is niet in het geding. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan een met artikel 3 van het EVRM strijdige situatie bij terugkeer naar Bolivia. Verweerder heeft daarbij terecht betrokken dat eiseres nu een nieuw telefoonnummer heeft, zich elders kan vestigen en dat er geen actieve bedreigingen hebben plaatsgevonden van haar ex-partner of [naam] sinds haar vertrek. Verder stelt verweerder terecht dat eiseres bescherming kan zoeken bij de Boliviaanse autoriteiten indien er zich wel dreigende situaties voordoen. Ondanks dat de situatie in Bolivia voor de bescherming van vrouwen niet goed is, leidt dit niet tot de conclusie dat het bij voorbaat zinloos is om bescherming te zoeken bij de autoriteiten. [4] Dat de mate van effectiviteit van de bescherming niet op voorhand vaststaat, brengt voorts niet met zich dat in feite geen bescherming kan worden verkregen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Kennelijk ongegrond
7. Eiseres voert aan dat de aanvraag niet als kennelijk ongegrond had mogen worden afgedaan. Daarom zijn ten onrechte een terugkeerbesluit met een nul dagen termijn en inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiseres stelt hierbij dat het niet redelijk is dat haar wordt tegengeworpen dat zij een vals document heeft gebruikt. Eiseres baseert dit op het feit dat zij het slachtoffer is geworden van mensenhandel, waarbij zij een vals document heeft verkregen en haar is opgedragen haar eigen identiteitsdocument te vernietigen, wat zij niet heeft gedaan. Eiseres voert daarbij aan dat zij haar eigen document bij de grens aan de Koninklijke Marechaussee heeft laten zien samen met het valse document. Eiseres stelt dat het opleggen van een terugkeerbesluit en inreisverbod van twee jaar niet redelijk is, aangezien aan haar belangen te weinig gewicht is toegekend. Door een inreisverbod wordt haar legale terugkeer geblokkeerd, ook naar haar familie in Spanje, waar zij mogelijk haar studie zou kunnen voortzetten.
7.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiseres heeft haar paspoort bewust achtergelaten in Bolivia en een document waarvan zij wist dat het vals was overgelegd aan de grens. Haar identiteitskaart heeft zij pas daarna overgelegd. Daarom heeft zij verweerder misleid omtrent haar identiteit. Ter zitting stelt verweerder, onder verwijzing naar de Vc [5] , dat als iemand bij de grens bewust een vals document toont, sprake is van misleiding. Dat die persoon vervolgens haar echte identiteit heeft aangegeven maakt dat niet anders. Daarbij betrekt verweerder ook dat eiseres op doorreis was.
7.2.
Volgens paragraaf 2/7/3 van de Vc wordt onder misleiden verstaan dat de vreemdeling probeert in een gunstiger positie te komen door bewust informatie te verstrekken die aantoonbaar onjuist is of informatie achter te houden. Hij probeert als het ware de autoriteiten op het verkeerde been te zetten, om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. Van misleiding is in ieder geval sprake al de vreemdeling valse of vervalste identiteits-, reis- of nationaliteitsdocumenten heeft overgelegd en stelt dat deze echt zijn en als de vreemdeling relevante informatie of documenten heeft achtergehouden dan wel zich heeft ontdaan van deze documenten, zoals bijvoorbeeld een identiteitsdocument, reisdocumenten met uitreisstempels of inreisvisum.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgedaan. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres was op weg naar Spanje om daar te gaan werken. Zij heeft haar paspoort in Bolivia achtergelaten. Zij mocht namelijk geen eigen documenten meenemen. Haar identiteitsdocument had zij wel meegenomen, omdat zij dat nodig had om naar Brazilië te reizen. [naam] had haar opgedragen om haar identiteitsdocument weg te gooien. Dat heeft zij niet gedaan omdat zij bang en nerveus was. Zij is met een vals Peruaans paspoort naar Spanje gereisd. [6] Op Schiphol is zij aangehouden bij de grens. Uit de stukken blijkt dat eiseres het valse paspoort en haar echt bevonden Boliviaanse identiteitskaart heeft overgelegd. [7] Eiseres begreep uit wat haar werd gezegd dat zij vermoedelijk slachtoffer was van mensenhandel. Zij wilde op de dag van aankomst eerst asiel aanvragen, maar er werd gezegd dat ze weinig kans maakte. Ze wist niet wat ze moest doen en was erg geschrokken en in de war. Toen heeft ze eerst geen asiel aangevraagd, maar later toen ze iets minder in paniek was, heeft zij bedacht dat ze dat toch wilde. Zij besefte toen dat zij niet terug kon naar Bolivia. [8]
7.4.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder het relaas van eiseres geloofwaardig heeft gevonden. De rechtbank ziet in de hiervoor geschetste gang van zaken geen grond voor het oordeel dat eiseres heeft geprobeerd door het achterlaten van haar paspoort en het gebruiken van een vals paspoort in een gunstiger positie te komen voor het verkrijgen van een asielvergunning. Zij heeft immers meteen ook een echt identiteitsbewijs overgelegd. Bovendien was eiseres op dat moment nog op doorreis, en was er geen sprake van een asielprocedure. Eiseres heeft haar identiteit dus niet verborgen willen houden of de intentie gehad om verweerder te misleiden. Het was immers vanaf het moment van de asielaanvraag duidelijk wie eiseres is. De afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond is dus onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Deze beroepsgrond slaagt. Dat betekent dat ook het terugkeerbesluit met een nul dagen termijn en het inreisverbod niet in stand kunnen blijven.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarom heeft verweerder ten onrechte een terugkeerbesluit met een termijn van nul dagen en een inreisverbod opgelegd. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. [9]
9. De rechtbank zal een finale beslissing nemen op het beroep zoals verweerder ook heeft verzocht. Dat zal zij doen door zelf te voorzien in de zaak. [10] De rechtbank kiest voor deze weg omdat zij anders meerdere vormen van finalisering moet toepassen en dat tot onduidelijkheid leidt.
10. De rechtbank zal de aanvraag afwijzen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. De afwijzing van de aanvraag heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd en de reden om de aanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond heeft geen betrekking op de beoordeling van de inhoud van de aanvraag. Daarom legt de rechtbank deze motivering van verweerder ten grondslag aan haar oordeel. Dit houdt in dat deze uitspraak heeft te gelden als een terugkeerbesluit als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de Vw en dat de vertrektermijn ingevolge artikel 62, eerste lid, van de Vw vier weken bedraagt. Deze vertrektermijn vangt aan met ingang van de dag na verzending van deze uitspraak. Omdat Bolivia het herkomstland van eiseres is, moet zij daarheen vertrekken.
11. De rechtbank overweegt nog dat het bestreden besluit is vernietigd en dat daarmee ook het bij dat besluit opgelegde inreisverbod voor de duur van twee jaar komt te vervallen. De rechtbank ziet – ex nunc toetsend – geen aanleiding om op een andere grond een inreisverbod op te leggen.
12. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
13. Omdat met deze uitspraak op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.
14. Verweerder moet de proceskosten betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.625,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend, een verzoek om een voorlopige voorziening heeft gedaan en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak NL24.21166:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • wijst de asielaanvraag af als ongegrond;
  • bepaalt dat eiseres binnen vier weken na verzending van deze uitspraak moet vertrekken naar Bolivia;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
De voorzieningenrechter, in de zaak NL24.21167:
- wijst het verzoek af.
De rechtbank/voorzieningenrechter in beide zaken:
- veroordeelt verweerder tot de betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Brouwer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
1 augustus 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Brief van Vluchtelingenwerk van 10 mei 2024.
5.Vreemdelingencirculaire 2000 paragraaf C2/7.3.
6.Zie het aanmeldgehoor p. 5 en het nader gehoor p. 7
7.Proces-verbaal aanvraag asiel van 25 april 2024, p.7.
8.Nader gehoor p. 21.
9.Artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
10.Op grond van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb.