ECLI:NL:RBDHA:2024:23099

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.48999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling in het kader van uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, die op 11 september 2024 door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank had eerder, op 2 oktober 2024, de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot 29 september 2024 rechtmatig was. De minister heeft de rechtbank op 9 december 2024 geïnformeerd over de voortduring van de maatregel en een voortgangsrapportage overgelegd, wat door de rechtbank werd gezien als een beroep van eiser. Eiser heeft gereageerd op deze kennisgeving en de minister heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 13 december 2024 het vooronderzoek gesloten en besloten dat een zitting niet nodig was.

De rechtbank overweegt dat eiser, geboren in 1991, de Algerijnse nationaliteit heeft. De rechtbank concludeert dat er zicht op uitzetting is, aangezien de minister heeft gemeld dat eiser op 21 december 2024 met escorte en medische begeleiding naar Algerije zal worden uitgezet. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat er geen lichter middel kan worden toegepast, gezien het risico op onttrekking. De zorg in het detentiecentrum is gelijkwaardig aan die in de vrije maatschappij, waardoor de beroepsgrond van eiser niet slaagt. De rechtbank komt tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48999
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. N. den Ouden),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: S.H.F. Pols).

Procesverloop

De minister heeft op 11 september 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Uit de uitspraak van deze zittingsplaats van 2 oktober 2024 (in de zaak NL24.36106) volgt dat de bewaring tot het moment van sluiten van dat onderzoek op 29 september 2024 rechtmatig was.
De minister heeft de rechtbank op 9 december 2024 door middel van een kennisgeving van de voortduring van de maatregel in kennis gesteld en een voortgangsrapportage overgelegd.
Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep, alsmede een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft op de kennisgeving een reactie gegeven. Vervolgens heeft de minister een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 13 december 2024 gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Algerijnse nationaliteit heeft en is geboren op [1991] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij
betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Zicht op uitzetting en voortvarendheid
3. De minister heeft op 13 december 2024 bericht dat eiser op 21 december 2024 met escorte en medische begeleiding zal worden uitgezet naar Algerije. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er zicht op uitzetting is en dat de minister voldoende voortvarend aan die uitzetting werkt.
Lichter middel/belangenafweging
4. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat niet kan worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel blijkt dat het risico op onttrekking onverminderd aanwezig is. In de medische toestand van eiser heeft de minister geen aanleiding hoeven zien om een lichter middel op te leggen. De zorg in het detentiecentrum is immers gelijkwaardig aan de zorg in een vrije maatschappij. De beroepsgrond slaagt niet.

Ambtshalve toetsing

5. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
6. De rechtbank komt tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser nog steeds rechtmatig is. Hieruit vloeit voort dat er geen aanleiding is om een schadevergoeding toe te kennen of een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 december 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.