ECLI:NL:RBDHA:2024:23108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
AWB - 23 _ 7426
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De eiseres, die zich heeft laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die door de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag was opgelegd. De naheffingsaanslag was opgelegd aan het ministerie van Financiën, dat als kentekenhouder van de auto werd aangemerkt. De eiseres stelde dat zij de feitelijke parkeerder was en dat zij bezwaar had gemaakt tegen de naheffingsaanslag. De rechtbank heeft echter twijfels geuit over de juistheid van deze stelling, omdat niet duidelijk was wie de parkeerbelasting had betaald. Tijdens de zitting is de gemachtigde van de eiseres verzocht om aanvullende documenten te overleggen, maar deze zijn tot op heden niet ontvangen. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bevoegd was om beroep in te stellen. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard en heeft geen inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/7426

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], ([eiseres])

(gemachtigde: N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft de hierna onder 2 te noemen naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 oktober 2023 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
[eiseres] heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2024.
Namens [eiseres] is J. Pablo (Pablo) verschenen, kantoorgenoot van gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam].

Overwegingen

Feiten
1. Op 3 maart 2023 om 13:24 uur stond de auto met kenteken [kenteken] (de auto) geparkeerd aan de Lange Beestenmarkt [huisnummer] te Den Haag. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar op die datum en dat tijdstip slechts mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting.
2. Tijdens een controle op voormelde locatie en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen geldige parkeervergunning was aangemeld en dat ook geen parkeerbelasting was voldaan. Naar aanleiding hiervan is aan de kentekenhouder van de auto, het ministerie van Financiën (het ministerie), met dagtekening 12 maart 2023 een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 79,40, bestaande uit € 6,50 aan parkeerbelasting en € 72,90 aan kosten voor de naheffing.
3. De gemachtigde heeft namens [eiseres] tegen deze naheffingsaanslag op 18 april 2023 een bezwaarschrift ingediend. [eiseres] heeft in de bezwaarfase een volmacht met dagtekening 16 maart 2023 overgelegd, waarin hij de gemachtigde heeft gemachtigd om namens hem onder meer bezwaar en beroep tegen voormelde naheffingsaanslag in te stellen.

Geschil4. In geschil is of het beroep ontvankelijk is, en zo ja, of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid beroep
5. Niet in geschil is dat de onderhavige naheffingsaanslag aan het ministerie als kentekenhouder van de auto is opgelegd. Tegen een aan de kentekenhouder opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting kan ook de feitelijke parkeerder (die niet de kentekenhouder is) bezwaar en beroep instellen. [1]
6. [eiseres] heeft uit eigen hoofde bezwaar tegen de naheffingsaanslag gemaakt en stelt daarbij dat hij de feitelijke parkeerder van de auto was. De rechtbank twijfelt echter aan de juistheid van die stelling. Uit het door [eiseres] in beroep ingebrachte betalingsbewijs valt namelijk op te maken dat op 3 maart 2023 op de bewuste parkeerlocatie voor het tijdstip vanaf 11:08 uur tot 13:08 uur parkeerbelasting is betaald. Zowel Pablo als verweerder hebben desgevraagd ter zitting verklaard dat zij niet weten wie destijds de parkeerbelasting heeft betaald. Nu niet duidelijk is wie destijds de parkeerbelasting heeft betaald, kan niet zonder meer worden aangenomen dat [eiseres], naar hij stelt, de feitelijke parkeerder was. [eiseres] heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij de feitelijke parkeerder was. De enkele stelling daartoe acht de rechtbank in dit geval onvoldoende.
7. De rechtbank heeft vervolgens ter zitting Pablo verzocht om binnen één week na de datum van de zitting een nieuwe machtiging te overleggen alsmede een uittreksel uit de Kamer van Koophandel, waaruit blijkt dat [eiseres] namens de kentekenhouder bevoegd is om beroep in te stellen. De rechtbank heeft daarbij meegedeeld dat bij het niet voldoen aan het verzoek van de rechtbank dat zij daaraan de gevolgen kan verbinden die haar geraden voorkomen. De rechtbank heeft tot op heden de gevraagde stukken niet ontvangen. Dit brengt mee dat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bevoegd was om beroep tegen de onderhavige uitspraak op bezwaar in te stellen. Het beroep dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard. Aan een inhoudelijke behandeling van het beroep komt de rechtbank niet meer toe.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van
mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 december 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.vgl. Hoge Raad 14 juli 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6508