Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser
de Minister van Asiel en Migratie,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr.drs. B.E.C. Bertens, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarbij hem op 7 december 2024 een maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 december 2024, waarbij de eiser aanwezig was met een zaakwaarnemer en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanleiding voor de aanhouding van de eiser strafrechtelijk was, namelijk voor het fietsen zonder verlichting. De rechtbank concludeert dat de ophouding van de eiser, die op 6 december 2024 om 20:25 uur plaatsvond, geen strafrechtelijk doel had en dat er sprake was van een verkapt vreemdelingrechtelijk toezicht. Dit leidde tot de conclusie dat de maatregel van bewaring vanaf het begin onrechtmatig was. De rechtbank heeft de belangenafweging in het voordeel van de eiser laten uitvallen, omdat de termijn van ophouding was overschreden. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring opgeheven en de eiser onmiddellijk in vrijheid gesteld. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.100,- aan de eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, en zijn de proceskosten vastgesteld op € 1.750,-.