Op 12 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. de Haan, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van haar woning voor de duur van drie maanden, zoals besloten door de burgemeester van Zoetermeer op 19 november 2024. De burgemeester had deze maatregel opgelegd op basis van de Opiumwet, omdat er drugs in de woning waren aangetroffen, die alleen aan de meerderjarige zoon van verzoekster konden worden gekoppeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de minderjarige kinderen van verzoekster niet voldoende waren meegewogen in het besluit van de burgemeester. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de sluiting van de woning is opgeschort totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 187,- en de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.