ECLI:NL:RBDHA:2024:23119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
NL23.28254
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verblijfsvergunning voor pleegkind op basis van onvoldoende hechte persoonlijke banden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 september 2024, met zaaknummer NL23.28254, wordt het beroep van een Kameroense eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De aanvraag, ingediend op 31 december 2021, was gericht op verblijf als familie- of gezinslid bij haar oom, die als referent fungeert. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 10 mei 2022, en het bezwaar hiertegen werd op 10 augustus 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 24 juli 2024 behandeld, waarbij zowel de referent als de gemachtigden van eiseres en verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de vergunning terecht is geweigerd, omdat er geen hechte persoonlijke banden bestaan tussen eiseres en referent, wat vereist is voor een beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Kameroen een onaanvaardbare toekomst tegemoet gaat, en dat de referent niet voldoende heeft aangetoond dat hij de ouderrol vervult. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de weigering van de vergunning blijft bestaan. De rechtbank bepaalt dat de minister het griffierecht van €184,- aan eiseres moet vergoeden en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.28254 (beroep)
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], geboren op [geboortedatum] 2010, van Kameroense nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. I. M. Hagg),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendael).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag van 31 december 2021 voor een mvv [1] met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij [referent] (hierna: referent).
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 10 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft de zaak op 24 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de partner van referent, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een mvv voor het doel ‘verblijf bij familie- of gezinslid [referent] ’. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar zal de rechtsgevolgen in stand laten. [2] Dat betekent dat eiseres geen mvv krijgt
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2010 te Yaounde in Kameroen. Haar oom, alsmede adoptievader, is referent. Referent is op 16 december 2011 in Nederland ingeschreven en heeft daar sinds 10 januari 2012 rechtmatig verblijf. De moeder van eiseres is overleden op 24 november 2016. Zij heeft referent in een brief verzocht om voor eiseres te zorgen. Referent heeft een verzoek gedaan om eiseres te adopteren. Het tribunaal [3] in Kameroen heeft dit verzoek ontvankelijk geacht en de adoptie gelast van eiseres door referent. De adoptie is niet voor erkenning voorgelegd aan de Nederlandse autoriteiten. Daarom doet referent een beroep op de regeling voor pleegkinderen.
Het beoordelingskader
4. De voorwaarden voor het verlenen van een verblijfsvergunning als familie- of gezinslid aan een pleegkind staan vermeld in artikel 3.28 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Het beleid opgenomen in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) geeft hier nadere invulling aan. Uit het beleid volgt dat er twee situaties zijn:
- het pleegkind maakte in het land van herkomst nog geen deel uit van het gezin van de aspirant-pleegouders [4] en
- het pleegkind behoorde het land van herkomst al feitelijk tot het gezin van de pleegouders en behoort hier nog steeds toe. [5]
Als het kind al wel feitelijk tot het gezin behoorde, is er ook vereist dat zij minimaal één jaar in het land van herkomst is verzorgd en opgevoed door de pleegouders omdat de eigen ouders overleden zijn of niet in staat waren om voor het kind te zorgen. [6] Verweerder neemt aan dat een kind feitelijk behoort en al in het buitenland behoorde tot het gezin van de pleegouders als tussen het kind en de pleegouders sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. [7] Als het kind niet al feitelijk tot het gezin behoorde moet er worden beoordeeld of er voor het kind een onaanvaardbare toekomst is weggelegd in het land van herkomst. [8] Dit is zo als er sprake is van zodanige omstandigheden dat het kind niet of bezwaarlijk door in het land van herkomst wonende naaste bloed- of aanverwanten kan worden verzorgd.
Wordt voldaan aan de toelatingsvoorwaarden voor een pleegkind?
5. Referent stelt dat eiseres al deel uitmaakte van zijn gezin. Ondanks het feit dat hij elders woonde en werkte, was hij intensief betrokken bij de primaire zorg en opvoeding van eiseres door moeder en oma. Hij bezocht hen ook regelmatig en was de kostwinnaar die hen financieel heeft onderhouden. Hij heeft ook geregeld dat zij in een woning van hem konden wonen.
5.1.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Aan de orde is of er in Kameroen al gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestond tussen eiseres en referent. Daarvoor moet de rechtbank beoordelen of er destijds tussen eiseres en referent was van hechte persoonlijke banden. [9] Of familie- en gezinsleven bestaat is een kwestie van feitelijke aard en afhankelijk van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden ('close personal ties'/ 'sufficiently close family ties'). [10] De rechtbank stelt vast dat eiseres tot het overlijden van haar moeder bij haar woonde en dat haar moeder haar verzorgde. Referent woonde niet bij hen. Hij werkte op een afstand van vier uur reizen van hen vandaan. Naar eigen zeggen kwam hij wel regelmatig op bezoek, heeft hij zijn zus en eiseres financieel ondersteund, gezorgd voor een geschikte woning en er ook op gelet dat het goed ging. Oma is in die periode bij eiseres en haar moeder komen wonen. Referent heeft Kameroen verlaten toen eiseres nog geen 1,5 jaar oud was. Gelet op deze omstandigheden in samenhang gezien is de rechtbank van oordeel dat er destijds tussen eiseres en referent geen hechte persoonlijke banden waren. Daarom wordt niet voldaan aan het vereiste dat eiseres al in Kameroen deel uitmaakte van het gezin van referent. Daarnaast overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is dat referent eiseres heeft verzorgd en opgevoed omdat haar eigen moeder niet in staat was om voor haar te zorgen. Referent heeft wel verteld dat de moeder veel problemen had, maar daarmee heeft hij nog niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was om voor eiseres te zorgen. Uit de verklaring van de verpleegkundige blijkt alleen dat referent altijd voor eiseres en haar moeder zorgt als dat nodig is.
5.2.
Referent meent dat verweerder had moeten afwijken van het beleid wat betreft het vereiste dat de ouder niet meer in staat was om voor het kind te zorgen. Referent heeft immers na haar geboorte meer dan een jaar in Kameroen voor eiseres gezorgd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarin in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven te zien om van het beleid af te wijken. Er bestond immers toen ook geen gezinsleven tussen eiseres en referent zodat ook op dat punt niet aan de eisen van het beleid werd voldaan.
6. Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of sprake is van een onaanvaardbare toekomst voor eiseres in Kameroen. Dit is het geval als er zodanige omstandigheden zijn dat het kind niet of bezwaarlijk door in het land van herkomst wonende naaste bloed- of aanverwanten kan worden gezorgd. Aan de orde is of de vader, de oma, de tantes, of de ooms, van eiseres voor haar kunnen zorgen.
6.1.
Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat er in het land van herkomst ook nog steun kan worden gezocht bij organisaties die ondersteuning kunnen bieden bij de opvoeding. De rechtbank oordeelt dat de mogelijkheid om steun te krijgen bij de opvoeding niet wordt genoemd in het beleid en niet relevant is voor de te verrichten toets. Slechts is van belang of er naaste familieleden zijn in het land van herkomst die mogelijk de opvoeding op zich kunnen nemen. [11] Voor zover eiseres hierover informatie heeft overgelegd, weegt deze niet mee bij de beoordeling.
6.2.
Wat betreft de familieleden die voor eiseres zouden kunnen zorgen overweegt de rechtbank als volgt. In de uitspraak van het Hof van Appèl in Kameroen [12] is vermeld dat de vader van eiseres niet in beeld is. Hij staat ook niet op de geboorteakte. Daarmee heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat hij niet voor haar kan zorgen. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat de oma gelet op de overgelegde medische stukken vanwege haar gezondheid niet voor eiseres kan zorgen. Eiseres heeft verder drie tantes. Tante 1 woont samen met eiseres en haar oma. Zij heeft een verklaring overgelegd waarin zij schrijft dat zij een alleenstaande vrouw is zonder huis of werk en dat zij destijds ermee heeft ingestemd om tijdelijk te helpen bij de verzorging van eiseres. Zij wil zelf geen kinderen en wil vrij zijn. Referent heeft dit bevestigd. Van de andere twee tantes en hun echtgenoten zijn er geen verklaringen. Referent heeft verklaard dat één van de andere tantes en haar man niet voor eiseres willen zorgen. De andere tante en haar man zijn ongeschikt om voor eiseres te zorgen. Zij kijken niet naar haar om en profiteren alleen van het geld dat referent aan eiseres overmaakt en van de spullen die hij haar geeft, aldus referent. Ook de partner van referent heeft zijn zorgen uitgesproken over de verzorging en opvoeding van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat aan de verklaringen wel enige waarde toekomt, maar dat deze onvoldoende zijn om aannemelijk te achten dat deze familieleden niet voor eiseres kunnen zorgen. Bewijs afkomstig van personen of instanties buiten de familie ontbreekt. De kinderrechtrapportage van Defence for Children [13] is gebaseerd op de verklaringen van referent en zijn partner en legt daarom geen extra gewicht in de schaal. De verklaringen van zowel de school als de verpleegster bevatten geen informatie of aanknopingspunten die ondersteunen dat de tantes en ooms niet voor eiseres kunnen zorgen.
6.3.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij heeft voldaan aan haar verplichting [14] om alles te overleggen waar zij over kon beschikken. Meer was volgens haar niet mogelijk. Ter zitting is toegelicht dat het niet mogelijk is om de vereiste informatie van instanties te verkrijgen omdat het systeem in Kameroen anders werkt. Daarom had verweerder zelf onderzoek moeten doen. Dit volgt de rechtbank niet. De onderhavige procedure is een aanvraagsituatie, zodat de bewijslast primair bij eiseres ligt. Niet blijkt dat is geprobeerd meer specifieke informatie te verkrijgen over de vraag of familieleden voor eiseres kunnen zorgen bijvoorbeeld bij de school of bij derden zoals een dokter of de politie. Niet aannemelijk is dat dat niet mogelijk is. De conclusie is daarom dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat in Kameroen voor haar sprake is van een onaanvaardbare toekomst.
6.4.
De slotsom is dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een vergunning op grond van het pleegkinderenbeleid. Op dit punt slaagt het beroep niet.
Artikel 8 EVRM
7. In geschil is of er tussen eiseres en referent inmiddels hechte persoonlijke banden bestaan en daarmee of verweerder het beroep op artikel 8 van het EVRM al dan niet terecht heeft afgewezen.
7.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er tussen eiseres en referent geen hechte persoonlijke banden bestaan. Daarbij heeft verweerder van belang geacht dat referent sinds 16 december 2011 zijn hoofdverblijf in Nederland heeft. Op het moment dat hij naar Nederland verhuisde, was eiseres nog geen 1,5 jaar oud. Hij heeft in Kameroen niet met eiseres als gezin samengewoond. Er zijn wel Whatsapp-gesprekken maar referent had meer stukken moeten overleggen over zijn contact met eiseres. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij regelmatig meebetaalt aan de kosten voor leven zoals voor eten, kleding en onderdak. Referent heeft wel verklaard geld over te maken, maar heeft dat niet met bewijsstukken onderbouwd. Verder is niet gebleken dat de omgang tussen referent en eiseres de gebruikelijke omgang tussen familieleden overstijgt. In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat eiseres met de overgelegde stukken wel aannemelijk heeft gemaakt dat tussen haar en referent een persoonlijke band bestaat, maar dat daaruit niet blijkt dat deze band van een dusdanige intensiteit is dat referent de ouderrol vervult noch dat hij de hoofdtaken van de verzorging en de opvoeding draagt.
7.2.
De rechtbank kan niet achterhalen waar verweerder de criteria vandaan haalt dat de band tussen eiseres en referent van een dusdanige intensiteit moet zijn dat referent de ouderrol vervult of dat hij de hoofdtaken van de verzorging en de opvoeding draagt. Wel is het zo dat indien hieraan wordt voldaan, eerder sprake zal zijn van hechte persoonlijke banden. Datzelfde geldt voor het criterium dat de omgang de gebruikelijke omgang tussen familieleden overstijgt. Om te onderbouwen dat er hechte banden zijn, is het verder, anders dan verweerder kennelijk meent, niet nodig dat referent aannemelijk maakt dat hij al vanaf de geboorte van eiseres bijdraagt in de kosten voor levensonderhoud. Ook hier geldt dat als de periode langer is, eerder sprake zal zijn van persoonlijke hechte banden. Het EHRM heeft verder in paragraaf 108 van het arrest Kruškić overwogen dat samenwonen geen vereiste is voor het aannemen van familie- en gezinsleven, aangezien frequent contact ook voldoende kan zijn voor het ontstaan van hechte persoonlijke banden. De rechtbank stelt vast dat verweerder ten onrechte niet bij zijn standpunt heeft betrokken dat het tribunaal in Kameroen referent heeft aangewezen als adoptievader. Daarom is het besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en gemotiveerd. Het beroep is dus gegrond. De rechtbank ziet wel aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten. De rechtbank zal dat hierna toelichten.
7.2.1.
Het tribunaal heeft overwogen dat het aanwijzen van referent als adoptievader de beste materiële en morele garanties biedt voor de begeleiding van eiseres. Referent is de enige ouder van eiseres, aangezien haar moeder is overleden en haar vader niet in beeld is. Als ouder is hij verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van eiseres. De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag of en hoe referent invulling heeft gegeven aan deze verantwoordelijkheid.
7.2.2.
Referent heeft aan hem gerichte facturen van het Lycée Français Fustel de Coulanges de schoolkosten van eisers overgelegd voor het tweede en derde trimester van het schooljaar 2022-2023. Ook heeft hij een print-screen gedateerd 6 juli 2023 van dit lyceum overgelegd waaruit is af te leiden dat hij als ouder een account heeft. Daarnaast heeft hij een print-screen van dezelfde dag overgelegd waaruit blijkt dat eiseres leerling is op deze school en dat zij een account heeft. Bijgevoegd is ook een email van referent aan, zo blijkt uit de emailwisseling [15] , de lerares van eiseres over huiswerk. Daarin presenteert hij zich als de vader van eiseres. De lerares reageert en geeft uitleg en referent reageert dat als de lerares het nodig vindt, zij eiseres een andere plaats mag geven. Verder heeft hij een email overgelegd aan de school waarin hij verzoekt dat eiseres haar huiswerk op school mag maken omdat thuis de elektriciteit vaak uitvalt. [16] Uit de whatsappberichten blijkt dat referent regelmatig contact heeft over hoe het op school gaat. Zo heeft hij het over een boek dat zij gaat lezen en waar ze hem over kan vertellen, zegt hij dat ze goed heeft gewerkt, gaat het over huiswerk, checkt hij of dat goed gaat en vraagt eiseres haar huiswerk te doen en bespreekt de gang van zaken op school. Uit de vorengaande stukken blijkt dat referent betrokken is bij hoe het met eiseres op school gaat en dat hij zich daarbij gedraagt en presenteert als haar ouder. Verweerder heeft aangevoerd dat referent alleen over de jaren vanaf 2021 whatsappberichten heeft overgelegd. Referent heeft verklaard dat hij eiseres eerder te jong vond voor een telefoon. Gelet op de leeftijd waarop zij een telefoon kreeg, namelijk tien jaar, acht de rechtbank die verklaring adequaat. De brief van de basisschoolleraar weegt de rechtbank niet mee omdat het origineel daarvan slecht leesbaar is en hij niet helemaal vertaald lijkt te zijn.
7.2.3.
Voor de dagelijkse zorg voor eiseres zijn tante 1 en eerder ook oma verantwoordelijk. Wel blijkt uit de whatsappgesprekken dat referent zich daar op afstand mee bemoeit. Verder wijst de rechtbank op een verklaring van een verpleegster [17] waarin staat dat referent voor eiseres zorgt als dat nodig is.
7.2.4.
Ten aanzien van de vraag of referent bijdraagt in de kosten van levensonderhoud van eiseres overweegt de rechtbank als volgt. Referent heeft afschriften van meerdere betalingen naar Kameroen overgelegd. Het betreft enkele afschriften over de jaren 2021, 2022 en 2023 en meerdere afschriften uit 2024. De rekeningen voor de school zien op het schooljaar 2022-2023. Daarmee heeft referent voor die periode voldoende aannemelijk gemaakt dat hij bijdraagt in de kosten. Dat referent dat ook eerder heeft gedaan, heeft hij wel verklaard maar verder niet onderbouwd.
7.2.5.
Vast staat dat eiseres niet met referent samenwoont. Contact in persoon is beperkt. Referent heeft verklaard dat hij min of meer jaarlijks naar Kameroen gaat om eiseres te bezoeken. Hij heeft ter onderbouwing over de periode vanaf 2017 meerdere vliegtickets overgelegd. Wel blijkt uit de whatsappberichten dat er zeer regelmatig contact is tussen eiseres en referent. Referent heeft verklaard dat hij wekelijks belde in de periode voordat eiseres zelf een telefoon had.
7.2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hiervoor genoemde omstandigheden, in samenhang bekeken, onvoldoende voor het oordeel dat tussen eiseres en referent hechte persoonlijke banden bestaan. De bewijsstukken die zijn overgelegd, hebben in belangrijke mate betrekking op de periode vlak voor en na het indienen van de aanvraag. Over de periode ervoor zijn vrijwel alleen verklaringen afgelegd. Wel dateert de uitspraak van het tribunaal waarbij referent is aangewezen als adoptievader van eiseres van voor die tijd. Dat is echter onvoldoende om te oordelen dat er toen al hechte persoonlijke banden waren. Daarbij is ook van belang dat referent heeft verklaard dat het eerst de bedoeling was om eiseres in Kameroen te laten opgroeien en dat hij dit heeft proberen te realiseren door haar bij oma en tante 1 te laten wonen. Ook wat betreft de periode van vlak voor de aanvraag tot het bestreden besluit is er onvoldoende bewijs voor de conclusie dat er hechte persoonlijke banden zijn. Voor deze banden pleit het feit dat referent de adoptievader van eiseres is en dat aannemelijk is dat hij duidelijk is betrokken bij het wel en wee van eiseres op school. De contacten vinden echter vooral op afstand plaats. Eiseres en referent wonen ook niet samen. Verder is ook niet onderbouwd hoe referent verder is betrokken bij de zorg voor eiseres. De geldovermakingen zien op een beperkte periode die deels ook nog een periode na het nemen van het bestreden besluit betreft. Referent heeft er ten slotte op gewezen dat hij en zijn partner gevaar lopen in Kameroen omdat zij homoseksueel zijn en dat zij om die reden niet daarheen kunnen verhuizen om voor eiseres te zorgen. De rechtbank ziet in dat dit een probleem is voor referent. Dit aspect weegt echter niet mee bij de beoordeling of tussen eiseres en referent hechte persoonlijke banden en dus gezinsleven bestaat. Pas als vastgesteld is dat er gezinsleven is, is dit aspect van belang bij de belangenafweging. De rechtbank concludeert dat het er in feite op neerkomt dat referent een gezin met eiseres zal gaan vormen als zij naar Nederland zou mogen komen. Artikel 8 van het EVRM ziet echter niet op de vorming van een gezin. Het beroep op artikel 8 van het EVRM slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank zal de rechtsgevolgen in stand laten. Dat betekent dat eiseres de weigering om aan haar een vergunning te verlenen in stand blijft.
9. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,-, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, in aanwezigheid van L Fernández Ferreiro, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Le Tribunal de Première Instance de Yaoundé centre administatif statuant en matière de droit local, Jugement No. 569/DCL du 26 Mars 2018.
4.Paragraaf B7/3.7.1 van de Vc.
5.Paragraaf B7/3.7.2 van de Vc.
6.Paragraaf B7/3.7.2.1 van de Vc.
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
8.Paragraaf B7/3.7.1.1 van de Vc.
9.Zie paragraaf 3.8.1 van de Vc 2000.
10.Zie bijvoorbeeld par. 150 van K. en T. tegen Finland, arrest van 12 juli 2001, ECLI:CE:ECHR:2001:0712JUD002570294 en par. 108 van Kruškić tegen Kroatië, arrest van 25 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1125DEC001014013; hierna: het arrest Kruškić van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM).
11.Dat volgt uit Werkinstructie 2022/14, paragraaf 2.
12.Cour d’Appel du Centre Tribunal de Premiere Instance de Yaounde Centre Administative, Section de Droit Traditionnel, Jugement No. 569/DCL du 26 Mars 2018.
13.Van 14 juli 2024.
14.Als bedoeld in artikel 4:2, tweede lid, van de Awb.
15.Emailwisseling van 13 en 14 februari 2023.
16.Gedateerd 7 november 2022.
17.Verklaring van 1 juli 2023.