ECLI:NL:RBDHA:2024:2312
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een transgender persoon van Russische afkomst uit Estland
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een transgender persoon van Russische afkomst, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag, ingediend op 9 november 2021, werd op 28 november 2023 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 8 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.
Eiser heeft verklaard dat hij Estland heeft verlaten vanwege bedreigingen en discriminatie door etnische Russen, en dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Estland. De rechtbank oordeelt dat de verweerder terecht heeft gesteld dat Estland een veilig land van herkomst is, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de relevante elementen van eisers asielrelaas niet voldoende zijn om een asielvergunning te verlenen.
De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft bestreden dat verweerder de situatie in Estland als land van bestendig verblijf heeft beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat verweerder de geloofwaardigheid van de elementen van discriminatie en problemen met etnische Russen niet heeft beoordeeld, maar dit was volgens het beleid van de IND toegestaan. De rechtbank concludeert dat er geen gegronde vrees voor vervolging is en dat de aanvraag op goede gronden is afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.