ECLI:NL:RBDHA:2024:23120

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
SGR 24/5724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een parkeervergunning op basis van medische omstandigheden en de hardheidsclausule

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een parkeervergunning beoordeeld. Eiseres, die in het centrum van Gouda woont, heeft haar aanvraag voor een parkeervergunning zien afwijzen door het college van burgemeester en wethouders van Gouda. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat haar woning op de Geen Recht Op Parkeervergunning-lijst (GROP) staat, wat betekent dat er in principe geen vergunning kan worden verleend. Eiseres heeft echter medische klachten, waaronder PTSS, en is afhankelijk van haar auto, wat haar situatie bijzonder maakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van eiseres, met name haar medische situatie, onvoldoende zijn meegenomen in de beslissing van verweerder. Ondanks dit motiveringsgebrek heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van het verlenen van de parkeervergunning. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar verplicht verweerder wel om het griffierecht en de reiskosten van eiseres te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van persoonlijke omstandigheden bij het toepassen van de hardheidsclausule.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5724

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder

(gemachtigde: T. Weerheijm en P. Rausch).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor een parkeervergunning.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 16 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 april 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarbij gebleven, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie en met aanvulling van de motivering.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbankWaar gaat deze zaak over?

2. Eiseres woont sinds 2013 in het centrum van [woonplaats] aan de [adres] in [woonplaats]. Dat adres staat op de zogeheten Geen Recht Op Parkeervergunning-lijst (GROP), omdat er parkeergelegenheid in de buurt is waarover kan dan wel kon worden beschikt. Er is bij het bouwen van haar woning parkeergelegenheid gerealiseerd in Q-park Bolwerk (hierna: de parkeergarage). Zij kan daar parkeren tegen een gereduceerd tarief voor bewoners van € 100,- per maand. Omdat er volgens verweerder verder geen dusdanig bijzondere omstandigheden zijn die nopen tot toepassing van de hardheidsclausule, heeft zij de parkeervergunning afgewezen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is door haar medische klachten, waaronder PTSS [1] niet in staat om te reizen met het openbaar vervoer, en is afhankelijk van haar auto. Vanwege ernstige bekkeninstabiliteit en rugklachten ten tijde van haar zwangerschap was zij niet in staat om langere afstanden te lopen. Omdat zij regelmatig naar afspraken met haar behandelaars moet en inmiddels een kind heeft, zou zij haar auto graag in de buurt van haar woning willen parkeren. De afgelopen tien jaar heeft zij haar auto buiten het centrum geparkeerd, maar ook dat wordt op termijn een vergunningplichtig gebied zodat dat parkeeralternatief vervalt. Eiseres ontvangt een uitkering en kan een parkeerplek in de parkeergarage niet betalen. De kosten daarvoor zijn op jaarbasis onevenredig veel hoger (€ 1.200,-) dan die van een parkeervergunning (€ 225,-).
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Niet is in geschil dat de woning van eiseres op de GROP-lijst staat, zodat aan eiseres in beginsel geen vergunning wordt verleend. [2] De vraag die voorligt is of verweerder desondanks op grond van de hardheidsclausule aan eiseres een parkeervergunning moest verlenen. [3] Omdat aan verweerder bij die beslissing beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt, dient de rechtbank dit terughoudend te toetsen.
4.1.
Verweerder heeft uitgelegd dat de binnenstad en de omliggende wijken een aanvullende parkeerdruk niet aankunnen. Toekenning van parkeervergunningen op grond van de hardheidsclausule komen daarom zelden tot niet voor. Hoewel er een significant verschil bestaat tussen de kosten voor een parkeervergunning en een parkeerplaats in de parkeergarage, heeft verweerder in de financiële situatie van eiseres als zodanig geen reden hoeven zien om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Dat is op zichzelf namelijk geen bijzondere omstandigheid die haar onderscheidt van anderen.
4.2.
De medische situatie van eiseres en de afhankelijkheid van haar auto worden door verweerder niet betwist. Verweerder heeft echter ter zitting uitgelegd dat medische omstandigheden meestal niet als bijzondere omstandigheden kunnen gelden op grond waarvan de hardheidsclausule moet worden toegepast. Een parkeervergunning is daarvoor vaak niet de aangewezen oplossing. Zeker in tijden van schaarste aan parkeerplaatsen verzekert een parkeervergunning iemand nog niet van een parkeerplaats op de gewenste locatie. Ook in het geval van eiseres betekent een parkeervergunning nog niet dat zij dichtbij huis kan parkeren. Een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning of een invalidevergunning zijn daarvoor geschiktere opties. Bij die beoordeling wordt bovendien bij uitstek gekeken naar de medische situatie van de aanvrager. Dat eiseres daar mogelijk niet voor in aanmerking komt, maakt niet dat de gevraagde parkeervergunning moet worden verleend.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het kader van de hardheidsclausule de belangen van eiseres, en dan met name haar medische situatie en de afhankelijkheid van haar auto, onvoldoende kenbaar heeft meegenomen in het bestreden besluit. Er is dan ook sprake van een motiveringsgebrek. Met de nadere toelichting van verweerder op zitting, zoals weergegeven in 4.2, is het gebrek echter hersteld, en eiseres is hier niet door benadeeld. De rechtbank zal het motiveringsgebrek daarom passeren. [4] Zij is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van toepassing van de hardheidsclausule.
4.4.
Dat het gebied waar eiseres momenteel parkeert mogelijk ook vergunningplichtig wordt in de toekomst, kan ook niet tot een ander oordeel leiden. Dat is een toekomstige onzekere gebeurtenis waar niet op vooruit kan worden gelopen.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat verweerder aan eiseres geen parkeervergunning hoeft te verstrekken.
5.1.
Omdat de rechtbank toepassing heeft gegeven aan artikel 6:22 van de Awb, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Ook moet verweerder de door eiseres gemaakte reiskosten van € 16,52 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 16,52.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Posttraumatische stressstoornis.
2.Artikel 9 in samenhang met artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit Parkeren Gouda.
3.Op grond van artikel 32 van de Parkeerverordening Gouda 2024.
4.Met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.