In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf om haar referent in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 1 september 2022, en het bezwaar daartegen werd op 13 maart 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2023 behandeld, waarbij zowel de referent als de gemachtigden van eiseres en verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de visumaanvraag onvoldoende gemotiveerd is. Eiseres, geboren in 1980 en van Indonesische nationaliteit, heeft op 19 augustus 2022 een visum aangevraagd. Verweerder stelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd van haar verblijf en middelen van bestaan, en dat er redelijke twijfel bestond over haar voornemen om het Schengengebied te verlaten. Eiseres heeft echter bewijsstukken overgelegd die haar relatie met de referent onderbouwen, waaronder een huwelijksakte en andere documenten. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er reden is om aan te nemen dat eiseres niet tijdig zou terugkeren naar Indonesië. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoed moeten worden.