ECLI:NL:RBDHA:2024:2316
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling
In de zaak tussen verzoekster, een Gambiaanse nationaliteit houdende vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster had een aanvraag ingediend op 21 oktober 2022 om haar verblijfsdoel te wijzigen naar 'niet-tijdelijke humanitaire gronden'. Deze aanvraag werd op 8 februari 2023 door de staatssecretaris afgewezen. Het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd op 27 juli 2023 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van een beroepschrift op 22 augustus 2023. Verzoekster vroeg tevens om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het connexe beroep in de bodemzaak, geregistreerd onder zaaknummer AWB 23/9342, ongegrond was verklaard. Desondanks heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 875,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand verleend door een derde.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa, en is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.