In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 december 2024, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, die stelt biseksueel te zijn, heeft op 10 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 19 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Tijdens de zitting op 17 december 2024 zijn eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de verweerder aanwezig.
Eiser legt aan zijn asielaanvraag problemen ten grondslag die hij heeft ondervonden vanwege zijn seksuele geaardheid, waaronder geweld door zijn broer. De rechtbank oordeelt dat de minister de seksuele gerichtheid van eiser ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende inzicht heeft gegeven in de beoordeling van de verklaringen van eiser. De rechtbank benadrukt dat de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van een vreemdeling moet worden beoordeeld aan de hand van persoonlijke ervaringen en de context waarin deze zich afspelen.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de minister de asielaanvraag op goede gronden heeft afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.