ECLI:NL:RBDHA:2024:23232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL24.46615 en NL24.46616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser op basis van seksuele geaardheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 december 2024, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, die stelt biseksueel te zijn, heeft op 10 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 19 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Tijdens de zitting op 17 december 2024 zijn eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de verweerder aanwezig.

Eiser legt aan zijn asielaanvraag problemen ten grondslag die hij heeft ondervonden vanwege zijn seksuele geaardheid, waaronder geweld door zijn broer. De rechtbank oordeelt dat de minister de seksuele gerichtheid van eiser ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende inzicht heeft gegeven in de beoordeling van de verklaringen van eiser. De rechtbank benadrukt dat de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van een vreemdeling moet worden beoordeeld aan de hand van persoonlijke ervaringen en de context waarin deze zich afspelen.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de minister de asielaanvraag op goede gronden heeft afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.46615 en NL24.46616
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft op 10 oktober 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 19 november 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 17 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. A.K.E. van den Heuvel als waarnemer van de gemachtigde van eiser, Z. Hamidi als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1992. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij biseksueel is en dat hij door zijn broer betrapt is met een man. Als gevolg hiervan heeft eiser problemen ondervonden met zijn broer die erger zijn geworden door het overlijden van eisers vader en de afwikkeling van de erfenis. In 2018 is eiser door zijn broer gestoken met een mes.
2.1.
Volgens verweerder bevat eisers asielrelaas de volgende asielmotieven:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen vanwege seksuele geaardheid.
Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig maar de problemen die eiser heeft ondervonden als gevolg van zijn seksuele gerichtheid niet. Eiser heeft daarom geen vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [1] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 4 van het Handvest. [3]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder vindt eisers seksuele gerichtheid ten onrechte ongeloofwaardig. Eiser heeft verklaard dat hij twee jaar een gewone vriendschap had met [naam] voordat een seksuele relatie ontstond. Ook heeft eiser verklaard dat zijn seksuele voorkeur naar mannen uitgaat. Verweerder doet in het bestreden besluit niets anders dan een aantal citaten van eiser aan te halen en daar de conclusie aan te verbinden dat eiser te summier en oppervlakkig heeft verklaard. Verweerder maakt niet inzichtelijk wanneer eiser wel voldoende heeft verklaard. Door de verklaringen van eiser in samenhang bezien blijkt namelijk duidelijk dat hij op mannen valt. Ook is eiser op de hoogte van LHBTI-organisaties in Nederland en is hij naar de Gay Pride geweest. Dat eiser het Engelse woord Gay Pride niet kent kan hem niet worden tegengeworpen nu hij de Engelse taal niet spreekt. Ook kan verweerder niet tegenwerpen dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over de uiting van zijn seksuele gerichtheid en zijn religie. Eiser heeft als afvallige namelijk geen worsteling gevoeld tussen zijn gevoelens en zijn geloof.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers seksuele gerichtheid ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. De rechtbank volgt niet dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt wanneer eiser voldoende heeft verklaard. In de openbare Werkinstructie (WI) 2019/17 [4] is immers neergelegd dat de vreemdeling zijn seksuele gerichtheid aannemelijk kan maken door te verklaren over persoonlijke ervaringen en gevoelens en de manier waarop de omgeving van de vreemdeling hierop al dan niet reageerde. Daarbij wordt rekening gehouden met het referentiekader van de vreemdeling. Van belang is dat verweerder op zoek is naar het eigen en authentieke verhaal van de vreemdeling. Wanneer voldoende is verklaard over het een bepaald thema zal dus verschillen per persoon. Dit beleid is in overeenstemming met vaste rechtspraak [5] waaruit volgt dat in zaken waarin het gaat om de geloofwaardigheid van de door een vreemdeling gestelde seksuele gerichtheid, het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling ligt bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat de vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaring met betrekking tot zijn gestelde seksuele gerichtheid.
4.1.
Verweerder heeft eisers verklaringen op basis van het hiervoor geschetste kader beoordeeld en heeft daarbij kunnen tegenwerpen dat eiser over de impact van de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid oppervlakkig en onpersoonlijk heeft verklaard. Verweerder stelt niet ten onrechte dat eiser wel enig inzicht heeft gegeven in zijn gevoelens door te verklaren dat hij angst ervoer en in het begin in de war was maar dat dit niet opweegt tegen de andere summiere verklaringen op dit punt. Daarbij heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eisers verklaringen met name zien op fysieke aspecten en niet op zijn persoonlijke beleving, zodat geen sprake is van een authentiek verhaal. Daarnaast heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser weinig heeft verklaard over het ontstaan van zijn relatie met [naam] . Het betoog dat eerst sprake was van een gewone vriendschap en dat deze vriendschappelijke relatie later is veranderd in een seksuele relatie, heeft verweerder onvoldoende mogen achten. Verweerder heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze de vriendschap zich heeft ontwikkeld tot een (liefdes)relatie. Verweerder heeft verder kunnen betrekken dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over zijn seksuele gerichtheid en zijn religie. Eisers verklaring dat hij afvallig is en dat er daarom geen sprake is geweest van een worsteling heeft verweerder niet hoeven volgen. In dat kader heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser voordat hij naar Europa kwam erachter is gekomen dat hij biseksueel was en dat hij als moslim is opgevoed. Verweerder mag daarom van eiser mag verwachten dat hij inzicht geeft in hoe het voor hem is geweest om op te groeien in een maatschappij die overwegend islamitisch is en waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd. Verweerder heeft daarnaast kunnen betrekken dat eiser zeer weinig weet te verklaren over LHBTI-organisaties. Eiser verblijft al een sinds 2021 in Nederland, verweerder mag daarom verwachten dat eiser meer weet te verklaren over LHBTI-organisaties en dat ook de term Gay Pride hem niet onbekend voorkomt. Eisers betoog dat hij wel op de hoogte is van LHBTI- organisaties maakt dit niet anders. Eiser heeft hier immers niet eerder over verklaard en ook in beroep niet geconcretiseerd wat hij weet over LHBTI-organisaties in Nederland. Ook eisers stelling dat door zijn verklaringen in samenhang te bezien duidelijk blijkt dat eiser op mannen valt, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft immers eisers verklaringen ook in samenhang bezien en gewogen.
4.2.
De rechtbank stelt verder vast dat eiser alleen de tegenwerpingen die zien op de verklaringen over zijn seksuele gerichtheid heeft bestreden. De tegenwerpingen die zien op de verklaringen van eiser over de problemen naar aanleiding van zijn seksuele gerichtheid heeft eiser niet betwist. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de betrapping door eisers broer en eisers verblijf in [plaatsnaam] die niet worden gevolgd. Ook heeft verweerder eiser niet het voordeel van de twijfel gegeven, omdat zijn verhaal in grote lijnen niet als geloofwaardig kan worden beschouwd. [6] Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat eiser meermaals met onbekende bestemming is vertrokken en dat dit zijn zevende asielaanvraag is, dat hij tweemaal eerder een asielaanvraag heeft ingetrokken, dat hij sinds 11 juli 2024 in bewaring zit en pas op 10 oktober 2024, een dag voordat zijn vlucht gepland stond asiel heeft aangevraagd, dat hij meerdere malen gebruik heeft gemaakt van een alias en dat eiser in verschillende landen in Europa geen asiel heeft aangevraagd en zijn asielaanvraag in Duitsland niet heeft afgewacht. Eiser heeft ook dit alles niet betwist.
4.3.
Gelet op al het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond. [7]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond.
6. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
6.Artikel 31, zesde lid, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
7.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, f, en g, van de Vw.