In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot afgifte van een visum kort verblijf. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken op 31 juli 2023, en het bezwaar daartegen werd op 14 maart 2024 kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres, geboren in 1986 en van Keniaanse nationaliteit, had een visum aangevraagd voor een kort bezoek aan haar ernstig zieke vriend in Nederland. De rechtbank heeft op 8 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat zij na haar verblijf tijdig zal terugkeren naar Kenia. Verweerder had twijfels over de economische en sociale binding van eiseres met haar land van herkomst. Eiseres had weliswaar een werkgeversverklaring overgelegd, maar deze was niet voldoende onderbouwd. De rechtbank benadrukt dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat haar binding met Kenia zodanig is dat haar terugkeer gewaarborgd is. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden is gedaan en dat er geen reden is voor het toekennen van een dwangsom aan eiseres.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.