ECLI:NL:RBDHA:2024:23236

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
C/09/674724 / FA RK 24-7703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorlopige zorgregeling en kinderalimentatie in een complexe ouderschapskwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2024 een beschikking gegeven in een geschil tussen een vrouw en een man over de voorlopige zorgregeling en kinderalimentatie voor hun minderjarige kinderen. De ouders, die op zeer slechte voet met elkaar staan, hebben verschillende verzoeken ingediend over de invulling van de zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een zorgelijke situatie is, waarbij de ouders niet in staat zijn om in onderling overleg tot een oplossing te komen. De rechtbank heeft eerder op 5 juni 2024 voorlopige voorzieningen getroffen, maar de omstandigheden zijn sindsdien gewijzigd, wat aanleiding gaf tot deze nieuwe beoordeling.

De vrouw verzocht om wijziging van de eerdere beschikking, met de stelling dat de omstandigheden veranderd zijn. De man voerde verweer en deed ook een zelfstandig verzoek. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting waar beide partijen aanwezig waren, samen met hun advocaten en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming is tussen de ouders over de zorgregeling en dat er incidenten zijn geweest die de situatie verder hebben verslechterd.

De rechtbank heeft besloten dat de kinderen voorlopig bij de vrouw zullen zijn op bepaalde dagen en tijden, en heeft een raadsonderzoek gelast om de situatie verder te onderzoeken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de voorlopige kinderalimentatie niet gewijzigd hoeft te worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen tot wijziging van de kinderalimentatie afgewezen. De rechtbank heeft de hoop uitgesproken dat partijen in de toekomst in staat zullen zijn om in onderling overleg tot een regeling te komen die in het belang van de kinderen is.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-7703
Zaaknummer: C/09/674724
Datum beschikking: 20 december 2024

Wijziging voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 25 oktober 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Haasjes in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.M. Schouten in Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 3 december 2024, met bijlagen, namens de vrouw;
  • het verweerschrift, met zelfstandige verzoeken, namens de man;
  • de brief van 5 december 2024, met bijlage, namens de vrouw;
  • het bericht van 5 december 2024, met bijlage, namens de man.
Op 6 december 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat, de man met mr. D. Abd Rabu als waarnemend advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De vrouw en de man zijn gehuwd op [datum] 2013 in Zoetermeer.
  • Zij zijn de ouders van de volgende, nu nog minderjarige, kinderen:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2020 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op
[geboortedatum 2] 2022 in [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
  • Deze rechtbank heeft op 5 juni 2024 voorlopige voorzieningen getroffen, – voor zover hier van belang – inhoudende dat:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de man worden toevertrouwd;
  • de vrouw en de kinderen voorlopig in de maanden juni en juli 2024 twee keer per week omgang zullen hebben met elkaar in de woning van de man gedurende vier uur. Daarbij is de man niet aanwezig maar wel een derde. Deze derde is ofwel de moeder van de man, de zus van de man, de moeder van de vrouw, de tante van de vrouw of de au pair. Deze regeling wordt in juli 2024 geëvalueerd waarna – als alles goed is gegaan – de regeling onbegeleid wordt voortgezet in het huis van de vrouw. Partijen hebben de intentie om de regeling daarna verder uit te breiden in onderling overleg;
  • de vrouw aan de man, met ingang van 1 april 2024, voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (bij co-ouderschap eventueel:

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt de beschikking van 5 juni 2024 te wijzigen, in die zin dat de rechtbank nu bepaalt dat:
  • met ingang van de eerstvolgende maandag na de te wijzen beschikking, de kinderen bij de vrouw zijn:
  • voor vier opvolgende weken van maandag uit school/opvang tot woensdag naar school/opvang;
  • na die vier weken om de week, startend met een week bij de vrouw, waarbij de wisseling plaatsvindt op maandag uit school/opvang;
  • met ingang van de te wijzen beschikking de man en de vrouw ieder de eigen kosten van de kinderen voor hun rekening nemen,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw steunt haar verzoek op de stelling dat de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking zijn gewijzigd.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de man zelfstandig:
  • een onderzoek door de Raad te gelasten;
  • te bepalen dat de omgang van de vrouw met de kinderen zal plaatsvinden in een omgangshuis onder begeleiding;
  • de door de vrouw te betalen voorlopige kinderalimentatie voor de kinderen te wijzigen naar € 950,- per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2024, althans met ingang van een datum die de voorzieningenrechter in goede justitie acht,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Voorlopige zorgregeling
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 824 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking inhoudende voorlopige voorzieningen worden gewijzigd of ingetrokken indien de omstandigheden na het geven van de beschikking zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorlopige voorziening niet in stand kan blijven.
De rechtbank overweegt dat in de beschikking 5 juni 2024 afspraken tussen partijen zijn opgenomen, waarin duidelijk staat dat de overeengekomen voorlopige zorgregeling in juli 2024 wordt geëvalueerd en dat partijen de intentie hebben om die regeling uit te breiden. Aangezien de vrouw en de man het niet eens worden over de uitbreiding van de voorlopige zorgregeling is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een spoedeisend belang. De rechtbank zal daarom de vrouw ontvangen in haar verzoek en overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Op de zitting is gebleken dat er rond augustus en september 2024 gedurende zes weken helemaal geen contact tussen de vrouw en de kinderen is geweest. In de vier weken voorafgaand aan de zitting is er weer contact tussen hen geweest bij de vrouw thuis en wel twee keer per week voor vier uur onder aanwezigheid van een derde. De discussie tussen de vrouw en de man spitst zich toe op twee punten, te weten de duur van de omgangsmomenten en de vraag of daarbij (professionele) begeleiding aanwezig moet zijn.
De vrouw stelt dat er sprake was van een onevenwichtige relatie waarin de man dominant was en zij niet tegen hem op durfde te komen. Volgens de vrouw heeft zij onder protest ingestemd met het voorstel voor de voorlopige zorgregeling, om de rust te bewaren. De vrouw geeft aan dat de man vaak tegen de afspraken in bij de omgang aanwezig was, de omgang opnam via camera’s in de woning en meerdere keren een AirTag in de kleding van de kinderen heeft gestopt om na te gaan waar zij met de vrouw verbleven.
De man geeft aan dat de vrouw zich niet aan de overeengekomen voorlopige zorgregeling heeft gehouden. Zij kwam soms ineens niet opdagen zonder iets te laten weten. Daarnaast ging ze vaak na anderhalf of twee uur contact met de kinderen alweer weg. De man is van mening dat de vrouw de zorg voor de kinderen niet zelfstandig aankan.
De rechtbank merkt op dat de verhalen van partijen haaks op elkaar staan. Op de zitting heeft de rechtbank haar zorgen over de situatie uitgesproken, omdat gebleken is dat de vrouw en de man nog steeds op zeer slechte voet met elkaar staan. Na de vorige zitting over de voorlopige voorzieningen is er toch weer sprake geweest van incidenten waarbij ook de kinderen aanwezig waren. Ook na een schorsing van de zitting, waaraan de rechtbank voorafgaand had aangegeven dat er gekeken moest worden naar onbegeleide omgang en een uitbreiding van de uren, is het partijen niet gelukt om in onderling overleg tot een regeling te komen. De man heeft een regeling voorgesteld waarbij er de eerste maand twee keer per week op donderdag en zaterdag onbegeleide omgang tussen de vrouw en de kinderen is van 14.00 uur tot 18.00 uur en vanaf de tweede maand van 12.00 uur tot 18.00 uur. Het voorstel van de vrouw betrof omgang tussen haar en de kinderen in de eerste vier weken van maandag tot en met woensdag en daarna een co-ouderschapsregeling.
Op de zitting heeft de Raad aangegeven zich zorgen te maken om partijen en de kinderen. De standpunten van partijen liggen erg uiteen, waardoor de Raad een raadsonderzoek geïndiceerd acht om de situatie uit te zoeken en te kunnen adviseren wat in het belang van de kinderen is. In de tussentijd acht de Raad een uitbreiding van de omgang wenselijk. De Raad heeft op de zitting benadrukt dat het voor de kinderen belangrijk is dat er duidelijke afspraken worden gemaakt volgens een vaste zorgregeling en dat die worden nagekomen. Het voorstel van de man acht de Raad een goed idee om als voorlopige zorgregeling vast te stellen.
De rechtbank ziet, zoals op de zitting al aan partijen is meegegeven, geen aanleiding voor enkel begeleide omgang tussen de vrouw en de kinderen. De redenen die de man daarvoor op de zitting noemde, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om op dit moment niet tot een uitbreiding van de regeling te komen. De rechtbank hecht daarbij waarde aan de intentie die partijen in juni 2024 bij beschikking vast hebben laten leggen om de regeling uit te breiden en te laten plaatsvinden zonder aanwezigheid van een derde. Verder neemt de rechtbank hierbij in overweging dat het in de huidige procedure gaat om een wijziging van de voorlopige voorzieningen. De rechtbank zal daarom de eerder vastgelegde voorlopige zorgregeling uitbreiden, maar niet op de wijze zoals door de vrouw verzocht. Een co-ouderschapsregeling acht de rechtbank op dit moment niet aan orde, gelet op de ernstig verstoorde verstandhouding tussen partijen. Ook vanwege het wantrouwen tussen partijen ziet de rechtbank op dit moment nog geen aanleiding om een voorlopige zorgregeling met overnachtingen vast te stellen.
De rechtbank zal daarom vaststellen dat de kinderen bij de vrouw zijn in de eerste maand wekelijks op donderdag en zaterdag van 12.00 uur tot 18.00 uur en vanaf de tweede maand van 10.00 uur tot 18.00 uur. Aangezien de kinderen momenteel al twee keer per week voor vier uur bij de vrouw zijn acht de rechtbank het niet aangewezen om, zoals de man heeft voorgesteld, een maand te starten met wekelijks twee keer vier uur omgang. Daarbij merkt de rechtbank op dat de man op de zitting heeft aangeboden dat de kinderen een uur langer bij de vrouw kunnen zijn als zij hen haalt en brengt. Daaruit leidt de rechtbank af dat er geen ernstige bezwaren zijn tegen een uitbreiding van het aantal uren van de omgang. Verder merkt de rechtbank op dat gebleken is dat beide partijen wisseldiensten draaien en daardoor op onregelmatige dagen en tijden werken. Gelet op het advies van de Raad op de zitting voor duidelijkheid en ter voorkoming dat het partijen niet lukt om nieuwe afspraken te maken, acht de rechtbank het in het belang van de kinderen om deze regeling met vaste dagen vast te stellen. De rechtbank spreekt de hoop uit dat, mocht de vrouw op de donderdag of zaterdag moeten werken, het partijen lukt om in onderling overleg een andere dag af te spreken voor de omgang. Het is immers in het belang van de kinderen dat zij regelmatig contact hebben met hun moeder. Verder zal de rechtbank geen wijziging aanbrengen in het halen en brengen, wat de vrouw momenteel doet. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat het gebruikelijk is dat beide ouders een deel van het halen en brengen voor hun rekening nemen en dat de kans groot is dat dit zal worden vastgesteld in de bodemprocedure. Op dit moment ziet de rechtbank echter geen aanleiding voor een wijziging, aangezien de huidige regeling al stroef verliep en het halen en brengen vanwege de wisseldiensten van partijen ingewikkeld is.
Vanwege de zorgen die de rechtbank heeft over de kinderen en de zeer slechte verstandhouding tussen partijen acht de rechtbank, net als de Raad, een raadsonderzoek geïndiceerd. Op de zitting hebben beide partijen aangegeven het eens te zijn met een raadsonderzoek. De rechtbank zal daarom de Raad verzoeken onderzoek te doen naar welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen wordt geacht. De rechtbank vraagt de Raad om hierover rapport en advies uit te brengen
in de bodemprocedure onder zaak- en rekestnummer C/09/662911 FA RK 24-1829op de hierna vermelde wijze. Voor zover de Raad tijdens het onderzoek aanleiding en ruimte ziet voor uitbreiding van de voorlopige zorgregeling, bijvoorbeeld met overnachtingen, verzoekt de rechtbank de Raad om daarmee al te starten. Aan de vrouw en de man wordt verzocht, met het oog op de bodemprocedure, zodra mogelijk zich naar de rechtbank uit te laten over de resultaten van het raadsonderzoek, vanzelfsprekend met gelijktijdige kopie aan de wederpartij.
Voorlopige kinderalimentatie
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 824 lid 2 Rv kan een beschikking inhoudende voorlopige voorzieningen worden gewijzigd of ingetrokken indien de omstandigheden na het geven van de beschikking zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorlopige voorziening niet in stand kan blijven.
De rechtbank is van oordeel dat de huidige uitbreiding van de voorlopige zorgregeling niet ertoe leidt dat de voorlopige kinderalimentatie niet in stand kan blijven. Ook de andere redenen die partijen hebben aangewezen geven geen aanleiding om de voorlopige kinderalimentatie te herzien. De rechtbank zal daarom zowel de vrouw als de man niet-ontvankelijk verklaren in hun verzoek hiertoe.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van
5 juni 2024 – :
*
bepaalt dat de vrouw voorlopig gerechtigd is om de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2020 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op
[geboortedatum 2] 2022 in [geboorteplaats] ,
bij zich te hebben:
  • in de eerste maand na heden: wekelijks op donderdag en zaterdag van 12.00 uur tot 18.00 uur;
  • met ingang van de tweede maand na heden: wekelijks op donderdag en zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur,
waarbij de vrouw de kinderen haalt en brengt;
*
verklaart de vrouw en de man niet-ontvankelijk in hun verzoeken tot wijziging van de voorlopige kinderalimentatie;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, (kinder)rechter, bijgestaan door
mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
20 december 2024.