ECLI:NL:RBDHA:2024:23255

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
NL24.15435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen late bekendmaking van toewijzing asielaanvraag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de datum en bekendmaking van het besluit waarmee zijn asielaanvraag is ingewilligd. Eiser heeft op 30 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 9 april 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure ingewilligd. Eiser en zijn gemachtigde hebben aangegeven niet ter zitting te verschijnen. De rechtbank heeft eiser gevraagd om op het verweerschrift te reageren. Eiser heeft verwezen naar zijn eerdere beroepsgronden. Omdat de rechtbank geen vragen meer voor partijen had, is het beroep met instemming van verweerder zonder zitting afgedaan.

Eiser is geboren op [geboortedag] 1985 en heeft de Syrische nationaliteit. Verweerder heeft niet op tijd een besluit genomen over de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft hiertegen een beroep niet tijdig nemen van een besluit ingediend. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder acht weken de tijd gegeven om alsnog een besluit te nemen. Verweerder heeft op 9 april 2024 het bestreden besluit bekendgemaakt en aan eiser toegestuurd. Het besluit is gedateerd op 14 december 2023. Met het besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.

Eiser stelt de termijn van drie maanden te hebben gemist om te kunnen verzoeken om de nareis van zijn gezin. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het besluit op goede gronden genomen is en eiser hierdoor niet is benadeeld. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedateerd op 14 december 2023 en dat het besluit op 9 april 2024 aan eiser bekend is gemaakt. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de vermelding in het bestreden besluit dat de aan eiser verleende verblijfsvergunning geldig zou zijn van 30 augustus 2022 tot 30 augustus 2023 een kennelijke verschrijving is. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn standpunt dat verweerder zich had moeten uitlaten over een dwangsom gelet op de uitspraak van 13 februari 2024.

Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit ongewijzigd in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.15435

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Yousef),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Scholtens)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de datum en bekendmaking van het besluit waarmee zijn asielaanvraag is ingewilligd. Eiser heeft op 30 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 9 april 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure ingewilligd. [1]
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Eiser en zijn gemachtigde hebben aangegeven niet ter zitting te verschijnen. De rechtbank heeft eiser gevraagd om op het verweerschrift te reageren. Eiser heeft verwezen naar zijn eerdere beroepsgronden. Omdat de rechtbank geen vragen meer voor partijen had, is het beroep met instemming van verweerder zonder zitting afgedaan.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedag] 1985 en heeft de Syrische nationaliteit.
3. Verweerder heeft niet op tijd een besluit genomen over de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft hiertegen een beroep niet tijdig nemen van een besluit ingediend. Hierop heeft deze rechtbank op 13 februari 2024 uitspraak gedaan. [2] De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder acht weken de tijd gegeven om alsnog een besluit te nemen. Verweerder heeft op 9 april 2024 het bestreden besluit bekendgemaakt en aan eiser toegestuurd. Het besluit is gedateerd op 14 december 2023. Met het besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt de termijn van drie maanden te hebben gemist om te kunnen verzoeken om de nareis van zijn gezin. Ook had eiser bij een eerdere bekendmaking eerder gezinshereniging kunnen aanvragen. Verder klopt ook de einddatum van de vergunning niet. Tot slot benoemt verweerder in zijn besluit niets over de dwangsom zoals voorgeschreven in de uitspraak van 13 februari 2024.
Wat vindt verweerder in beroep?
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het besluit op goede gronden genomen is en eiser hierdoor niet is benadeeld. De termijn van drie maanden om nareis te verzoeken vangt pas aan bij bekendmaking. [3] Eiser heeft zodoende de termijn niet misgelopen. Bovendien heeft eiser inmiddels aanvragen ingediend en niet is gebleken dat deze niet in behandeling zijn genomen. Daarnaast is de einddatum van de vergunning een kennelijke verschrijving. Uit artikel 3.105 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) volgt immers dat een vergunning asiel voor vijf jaar wordt verleend. Verder heeft verweerder in zijn besluit geen melding hoeven maken van een dwangsom, omdat het besluit binnen de door de rechtbank gestelde termijn van acht weken bekend is gemaakt en verweerder daarom geen dwangsom verschuldigd is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedateerd op 14 december 2023 en dat het besluit op 9 april 2024 aan eiser bekend is gemaakt. Anders dan eiser meent heeft eiser door deze latere bekendmaking niet de mogelijkheid om nareis aan te vragen misgelopen. Uit paragraaf C2/4.1.1. van de Vc volgt immers dat de termijn van drie maanden aanvangt bij bekendmaking van het besluit. Bovendien blijkt uit het verweerschrift dat eiser inmiddels nareis voor zijn gezin heeft aangevraagd. Dat eiser het fijner had gevonden om eerder nareis aan te kunnen vragen vindt de rechtbank begrijpelijk, maar dit kan niet tot een gegrondverklaring van het beroep leiden.
7. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de vermelding in het bestreden besluit dat de aan eiser verleende verblijfsvergunning geldig zou zijn van 30 augustus 2022 tot 30 augustus 2023 een kennelijke verschrijving is. Uit artikel 3.105 van het Vb volgt immers dat een verblijfsvergunning asiel voor vijf jaar wordt verleend en nergens blijkt uit dat dit in het geval van eiser anders zou moeten zijn.
8. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn standpunt dat verweerder zich had moeten uitlaten over een dwangsom gelet op de uitspraak van 13 februari 2024. Verweerder heeft immers het besluit bekendgemaakt binnen de in die uitspraak voorgeschreven termijn, zodat verweerder geen dwangsom is verschuldigd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit ongewijzigd in stand blijft.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van P.J.J. Schaap, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw (Vreemdelingenwet 2000).
2.Zaaknummer NL24.614. Uitspraak niet gepubliceerd.
3.Zie paragraaf C2/4.1.1. van de Vc (Vreemdelingencirculaire 2000).