ECLI:NL:RBDHA:2024:23265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
NL24.51123
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrechtelijke kader van vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met een V-nummer. De minister van Asiel en Migratie had op 22 augustus 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had eerder, op 14 oktober 2024, de rechtmatigheid van deze maatregel getoetst en vastgesteld dat de bewaring tot dat moment rechtmatig was. De minister heeft de rechtbank op 20 december 2024 geïnformeerd over de voortduring van de maatregel en een voortgangsrapportage overgelegd, wat door de rechtbank werd gelijkgesteld met een beroep van de eiser en een verzoek om schadevergoeding.

Eiser stelde dat de minister onvoldoende voortvarend handelde met betrekking tot zijn voorgenomen uitzetting naar Marokko. Hij betoogde dat de voortgangsrapportage geen informatie bevatte over de reacties van de Marokkaanse autoriteiten op de aanvraag om een laissez passer (lp) en dat er geen pogingen waren ondernomen om contact op te nemen met deze autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat de minister afhankelijk is van de medewerking van de Marokkaanse autoriteiten en dat hij regelmatig contact met hen onderhoudt. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de minister het proces van de lp-aanvraag kon versnellen.

De rechtbank stelde verder vast dat de minister regelmatig vertrekgesprekken met eiser voerde en dat het aan eiser was om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de minister vooralsnog voldoende voortvarend handelde en dat de voortduring van de maatregel van bewaring rechtmatig was. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af en verklaarde het beroep ongegrond. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.51123
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Ruijs),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: S.H.F. Pols).

Procesverloop

De minister heeft op 22 augustus 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Uit de uitspraak van deze zittingsplaats van 14 oktober 20241 volgt dat de bewaring tot het moment van sluiten van dat onderzoek op 8 oktober 2024 rechtmatig was.
De minister heeft de rechtbank op 20 december 2024 door middel van een kennisgeving van de voortduring van de maatregel in kennis gesteld en een voortgangsrapportage overgelegd.
Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep, alsmede een verzoek om toekenning van schadevergoeding. Eiser heeft op de kennisgeving een reactie gegeven. Vervolgens heeft de minister een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 27 december 2024 gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat de minister zijn voorgenomen uitzetting onvoldoende voortvarend ter hand neemt. Hij voert daartoe aan dat de voortgangsrapportage van 16 december 2024 geen informatie bevat over eventuele reacties van de Marokkaanse autoriteiten op de aanvraag om een laissez passer (lp) ten behoeve van die uitzetting. Evenmin blijkt van pogingen van de minister om in dit verband contact op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten of om andere acties te ondernemen. Deze inactiviteit van de minister maakt de voortduring van de maatregel van bewaring niet langer rechtmatig, aldus eiser.
1. Zaaknummer NL24.38033 (niet gepubliceerd).
2. Naar het oordeel van de rechtbank faalt deze beroepsgrond. De rechtbank overweegt daartoe dat de minister bij de afgifte van een lp afhankelijk is van de medewerking van de Marokkaanse autoriteiten. De minister kan daarop maar beperkt invloed uitoefenen. In ieder geval rappelleert de minister regelmatig bij de Marokkaanse autoriteiten, voor het laatst op 5 december 2024. Gelet op het tijdsverloop tot heden, is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de minister het proces van de lp-aanvraag kan versnellen door méér of andere acties te verrichten in de richting van de Marokkaanse autoriteiten.
3. De rechtbank stelt verder vast dat de minister geregeld vertrekgesprekken met eiser voert, voor het laatst op 21 oktober 2024 en 19 november 2024. Onverminderd geldt voorts dat het aan eiser is om zijn gestelde identiteit en nationaliteit te onderbouwen aan de hand van documenten. Ook kan eiser zelf contact opnemen met familie of met de Marokkaanse autoriteiten, om te bezien of zij hem daarbij op de één of andere manier kunnen helpen. De enkele verklaring van eiser dat hij in dit verband niets kan doen, volstaat niet. Al met al is de rechtbank van oordeel dat de minister vooralsnog voldoende voortvarend werkt aan de voorgenomen uitzetting van eiser.
4. In de door de minister verstrekte informatie ziet de rechtbank overigens geen aanleiding voor het ambtshalve oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de onderhavige maatregel niet (langer) is voldaan.
5. De rechtbank komt tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser nog steeds rechtmatig is. Hieruit vloeit voort dat er geen aanleiding is om een schadevergoeding toe te kennen of een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
31 december 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.