ECLI:NL:RBDHA:2024:23274
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van een Eritrese eiser en toekenning van schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Eritrese eiser. De rechtbank oordeelde dat de eerdere beslissing van 24 juli 2024, waarin werd vastgesteld dat de overdrachtstermijn op 20 juni 2024 was verstreken, leidde tot de conclusie dat er geen aanknopingspunten meer waren voor de overdracht van de eiser aan Zwitserland op basis van de Dublinverordening. Ondanks deze uitspraak heeft de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, de eiser opnieuw in bewaring gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat deze handelwijze in strijd was met de beginselen van zorgvuldigheid, evenredigheid en rechtszekerheid, aangezien de verweerder zich had moeten houden aan de eerdere uitspraak totdat er een beslissing in hoger beroep was genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond en oordeelde dat de bewaring onrechtmatig was. Tevens werd er een schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, die werd vastgesteld op € 830,- voor 8 dagen van onrechtmatige detentie. Daarnaast werd de verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de eiser, die op € 1.750,- werden vastgesteld.