ECLI:NL:RBDHA:2024:23285
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekers, die tegen de afwijzing van hun aanvraag hebben ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag van verzoekers, die ook de minderjarige van verzoekster omvat, afgewezen met een besluit van 5 april 2023. Na het indienen van bezwaar door verzoekers, heeft de minister op 21 maart 2024 het bezwaar afgewezen, waarop verzoekers beroep hebben ingesteld. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 8 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel verzoekers als hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft op 18 december 2024 uitspraak gedaan. In een eerdere uitspraak op dezelfde dag heeft de rechtbank ook uitspraak gedaan op de beroepen van verzoekers, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de gevolgen van het bestreden besluit niet worden opgeschort. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 december 2024.