ECLI:NL:RBDHA:2024:23290
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf van Oezbeekse eiseres
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2024, wordt het beroep van een Oezbeekse eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 16 augustus 2022 afgewezen, en na bezwaar bleef deze afwijzing in stand. De rechtbank behandelt het beroep op zitting op 26 januari 2024, waarbij de referent, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig zijn.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de mvv-aanvraag terecht is. Eiseres stelt dat de referent, als zelfstandig ondernemer, voldeed aan het inkomensvereiste, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aan de inkomenseis voldeed ten tijde van de aanvraag en het bestreden besluit. De rechtbank wijst erop dat de door eiseres gestelde verdiensten niet voldoende zijn onderbouwd met financiële documenten, en dat de staatssecretaris terecht vasthield aan het middelenvereiste.
Daarnaast voert eiseres aan dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van de afwijzing voor het gezinsleven, met name de zwangerschap van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de belangenafweging in redelijkheid heeft gemaakt en dat de zwangerschap niet was onderbouwd, waardoor deze niet in de afweging is meegenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de mvv heeft mogen afwijzen. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.