In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiseres, die stelde dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, niet tijdig had beslist op haar bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 1 oktober 2024 alsnog een besluit heeft genomen, maar dat dit besluit te laat was. Eiseres had het beroep ingesteld omdat het bestuursorgaan in gebreke was gebleven. De rechtbank heeft besloten dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels had beslist op het bezwaar van eiseres, waardoor zij geen belang meer had bij een oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat het bestreden besluit te laat was genomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, omdat eiseres een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld. Daarnaast moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter M. Eversteijn en is openbaar gemaakt op 18 december 2024.