ECLI:NL:RBDHA:2024:23307

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
NL24.31565
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van eiseres in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling is genomen. De minister stelt dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening, omdat eiseres een geldig visum voor Spanje had. De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als de minister aanwezig waren. Eiseres heeft op 24 maart 2024 een asielaanvraag ingediend, maar de minister heeft deze buiten behandeling gesteld, omdat Spanje als verantwoordelijke lidstaat wordt beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de motivering van de minister gebrekkig is, maar laat de rechtsgevolgen van het besluit in stand. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de verantwoordelijkheden van Spanje niet zijn komen te vervallen, omdat er geen eerdere asielaanvraag in Spanje was gedaan. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.31565
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 1989, van Zimbabwaanse nationaliteit (hierna: eiseres)
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 4 augustus 2024. In dit besluit heeft de minister de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling.
1.1
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.
1.2
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en eiser de mogelijkheid geboden schriftelijk te reageren op de ter zitting door de minister ingenomen nieuwe standpunten. Eiser heeft op 14 oktober 2024 schriftelijk gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens, met toestemming van partijen, schriftelijk gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de buiten behandelingstelling van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is vanwege de gebrekkige motivering van het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiseres heeft op 24 maart 2024 een aanvraag voor een asielvergunning voor bepaalde tijd in Nederland ingediend. Uit EU-VIS [1] is gebleken dat Spanje aan eiseres een multiple-entry visum met een geldigheidsduur van 14 juli 2023 tot 14 juli 2024 heeft verleend.
4.1
De minister neemt een asielaanvraag niet in behandeling wanneer een andere lidstaat daarvoor verantwoordelijk is. [2] Uit de Dublinverordening [3] volgt dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres, omdat het Spaanse visum nog geldig was ten tijde van de asielaanvraag in Nederland. [4] Nederland heeft daarom op 11 april 2024 bij de Spaanse autoriteiten een verzoek om overname gedaan. De Spaanse autoriteiten hebben niet binnen de gestelde termijn gereageerd, waardoor Spanje sinds 12 mei 2024 de verantwoordelijke lidstaat is. [5]
4.2.
De minister stelt in het bestreden besluit voorts dat in het paspoort van eiseres meerdere stempels van in- en uitreizen van meerdere luchthavens staan. Uit deze stempels kan echter niet worden afgeleid of eiseres daadwerkelijk en feitelijk gedurende minimaal 90 dagen buiten het grondgebied van de lidstaten heeft verbleven. Om deze reden heeft de minister de asielaanvraag van eiseres buiten behandeling gesteld.
4.3
De minister heeft op de zitting een nieuw standpunt ingenomen, waarmee hij de motivering in het bestreden besluit heeft aangevuld. Op de zitting heeft de minister namelijk betoogd dat de vraag of eiseres drie maanden buiten de Europese Unie heeft verbleven niet relevant is omdat eiseres ten tijde van haar asielaanvraag in Nederland in het bezit was van een geldig multiple-entry visum voor Spanje. [6] Bovendien heeft eiseres niet eerder asiel aangevraagd in Spanje, terwijl artikel 19, tweede lid, van de Dublinverordening van toepassing is op personen die eerder in Spanje asiel hebben aangevraagd waarna ze Spanje hebben verlaten, aldus de minister. [7]
De beroepsgronden van eiseres
5. Eiseres stelt dat de Dublinclaim haar niet kan worden tegengeworpen omdat zij drie maanden buiten de Europese Unie (EU) is geweest nadat zij met het visum de EU is binnengekomen. [8] Ter onderbouwing wijst eiseres erop dat zij vanuit Amerika Nederland is ingereisd op het moment dat zij werd aangehouden. De stempels in het paspoort van eiseres bevestigen haar relaas. De minister heeft niet concreet onderbouwd waarom de stempels in het paspoort niet corresponderen met het asielrelaas van eiseres, wat in strijd is met het motiveringsbeginsel. Ook heeft de minister geen deugdelijk onderzoek verricht naar aanleiding van de verklaringen van eiseres.
5.1
In haar schriftelijke reactie van 14 oktober 2014 stelt eiseres dat de geldigheidsperiode van een visum enkel relevant is voor de beantwoording van de vraag of artikel 12 van de Dublinverordening van toepassing is. Artikel 12 van de Dublinverordening kan echter niet worden tegengeworpen, indien is gebleken dat eiseres het grondgebied van de lidstaten ten minste drie maanden heeft verlaten. In dat geval is artikel 19, tweede lid, van de Dublinverordening van toepassing. Het is dus wel degelijk relevant dat eiseres drie maanden buiten de Europese Unie heeft verbleven.
Oordeel van de rechtbank
6. De aanvankelijke beroepsgrond van eiseres slaagt. De rechtbank stelt immers vast dat het bestreden besluit onvoldoende ingaat op de verklaringen van eiseres, in combinatie met de reisstempels in haar paspoort. De enkele stelling dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij 90 dagen buiten de Europese Unie heeft verbleven, is in ieder geval een onvoldoende dragende motivering. Nu er aan het besluit een motiveringsgebrek kleeft, is het beroep gegrond.
6.1.
Gelet op de door de minister ter zitting gegeven motivering is de rechtbank echter van oordeel dat de rechtsgevolgen in stand kunnen blijven, en overweegt daartoe als volgt.
6.2.
In hoofdstuk drie van de Dublinverordening staan criteria voor het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat. Onder hoofdstuk drie valt artikel 12, waaruit – kort gezegd – volgt dat indien een visum is verstrekt door een lidstaat, deze lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
6.3
Hoofdstuk vijf van de Dublinverordening ziet op de verplichtingen van de verantwoordelijke lidstaat. Onder hoofdstuk vijf valt artikel 19 dat bepaalt wanneer de verantwoordelijkheid van een lidstaat komt te vervallen. Uit artikel 19, tweede lid volgt dat de verantwoordelijkheden komen te vervallen indien de verantwoordelijke lidstaat kan aantonen dat de betrokkene het grondgebied voor ten minste drie maanden heeft verlaten.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze systematiek van de Dublinverordening dat artikel 19 niet van toepassing is op de situatie van eiseres, waar immers geen sprake is van een eerder ontstane verantwoordelijkheid van Spanje die zou kunnen komen te vervallen. Eiseres heeft namelijk op 24 maart 2024 een eerste asielaanvraag in Nederland ingediend. Er is niet eerder dan in het kader van deze eerste asielaanvraag vastgesteld dat Spanje de verantwoordelijke lidstaat is omdat zij een visum aan eiseres heeft verstrekt. De periode waarin eiseres stelt buiten de EU te hebben verbleven, ziet op de periode voorafgaand aan de ingediende asielaanvraag. De rechtbank volgt daarom het standpunt van de minister dat het in deze situatie niet relevant is of eiseres langer dan drie maanden buiten de EU heeft verbleven. Spanje is gelet op het afgegeven visum de verantwoordelijke lidstaat op grond van artikel 12 van de Dublinverordening.
6.5.
Gelet op het voorgaande heeft de minister zich voorts ook terecht op het standpunt gesteld dat de nadere door eisers overgelegde stukken ter onderbouwing van haar afwezigheid gedurende meer dan drie maanden, geen relevantie hebben voor de beoordeling van het beroep.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te houden en geeft daarbij toepassing aan artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 4 augustus 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Smayel, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.C. van der Vegt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Europese Unie – Visum Informatie Systeem.
2.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Verordening (EU) nr. 604.2013.
4.Artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening.
5.Artikel 21, tweede lid, en 22, zesde en zevende lid, van de Dublinverordening.
6.Artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening.
7.Personen als bedoeld in art. 18, eerste lid, onder c en d van de Dublinverordening.
8.Artikel 19, tweede lid, van de Dublinverordening.