ECLI:NL:RBDHA:2024:23309

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
C/09/666211 FT RK 24/439, C/09/666211 FT RK 24/440, C/09/666211 FT RK 24/441
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de afkoelingsperiode in de WHOA-procedure voor meerdere besloten vennootschappen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2024 een beschikking gegeven in het kader van de WHOA-procedure (Wet Homologatie Onderhands Akkoord) voor drie besloten vennootschappen. De verzoeksters, [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V., hebben op 21 december 2023 startverklaringen ingediend en de rechtbank heeft op 16 januari 2024 een afkoelingsperiode afgekondigd, die later is verlengd. De verzoeksters hebben een verlenging van deze afkoelingsperiode aangevraagd tot en met 28 juni 2024, om een verkooptransactie van onroerend goed te kunnen afronden zonder dat schuldeisers executiemaatregelen kunnen nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er belangrijke vooruitgang is geboekt in de onderhandelingen met een consortium over de verkoop van onroerend goed, met een koopovereenkomst die op 21 mei 2024 is ondertekend. De rechtbank heeft de zienswijzen van belanghebbenden, waaronder [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V., in overweging genomen. [bedrijf 4] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verlenging, terwijl [bedrijf 5] twijfels had over de voortgang. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn met de verlenging van de afkoelingsperiode, omdat dit een beter resultaat kan opleveren dan een faillissement.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode toegewezen, waarbij de afkoelingsperiode wordt verlengd tot en met 28 juni 2024. Dit houdt in dat schuldeisers, met uitzondering van ING Bank N.V., gedurende deze periode geen verhaal kunnen uitoefenen op de goederen van de verzoeksters zonder toestemming van de rechtbank.

Uitspraak

beschikking

Rechtbank Den haag

Team Insolventie – meervoudige kamer
afkondigen verlenging afkoelingsperiode
rekestnummers: C/09/666211 FT RK 24/439, C/09/666211 FT RK 24/440, C/09/666211 FT RK 24/441
uitspraakdatum: 29 mei 2024
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) in de besloten WHOA-procedure van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
hierna: ‘ [bedrijf 1] ’,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 2] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
hierna: ‘ [bedrijf 2] ’,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 3] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
hierna: ‘ [bedrijf 3] ’,
gezamenlijk aan te duiden als ‘verzoeksters’,
advocaat: mr. D.G.J. Heems te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Verzoeksters hebben op 21 december 2023 startverklaringen ex artikel 370 lid 3 van de Faillissementswet (Fw) ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd.
1.2.
De rechtbank heeft op 16 januari 2024 een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 376 Fw afgekondigd voor een periode van tweede maanden, ingaande de datum van die beschikking en tot 16 maart 2024, ten aanzien van alle schuldeisers van verzoeksters, met uitzondering van ING Bank N.V. (hierna: ING). Daarnaast is mr. [naam] als observator aangesteld.
1.3.
De rechtbank heeft de afgekondigde afkoelingsperiode bij beschikking van 5 april 2024 verlengd tot 16 mei 2024.
1.4.
Verzoeksters hebben op 15 mei 2024 een verzoekschrift ingediend waarin wordt verzocht om de afkoelingsperiode te verlengen tot en met 28 juni 2024 ten aanzien van alle schuldeisers van verzoeksters, wederom met uitzondering van ING.
1.5.
De rechtbank heeft op 22 mei 2024 schriftelijke zienswijzen ontvangen van [bedrijf 4] B.V. (hierna: [bedrijf 4] ), [bedrijf 5] B.V. (hierna: [bedrijf 5] ) en de observator. [bedrijf 4] en [bedrijf 5] worden gezamenlijk aangeduid als ‘belanghebbenden’.
1.6.
Verzoeksters hebben op 22 mei 2024 twee aanvullende producties ingediend.
1.7.
Gezien de inhoud van het verzoek en de zienswijzen van belanghebbenden en de observator, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek geen nadere mondelinge toelichting behoeft. De rechtbank zal op de stukken beslissen. De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het verlengingsverzoek

2.1.
Verzoeksters hebben het verlengingsverzoek als volgt toegelicht. Sinds de vorige verlenging van de afkoelingsperiode is verder onderhandeld met een consortium van drie partijen over de verkoop van het onroerend goed van verzoeksters. Dit heeft geresulteerd in een op 21 mei 2024 ondertekende koopovereenkomst. De definitieve verkoopprijs is bepaald op minimaal
€ 65.167.929,-. De overeengekomen leveringsdatum is 17 juni 2024.
2.2.
Nu de leveringsdatum buiten de huidige afkoelingsperiode ligt is het noodzakelijk om de afkoelingsperiode nogmaals te verlengen om zeker te stellen dat de transactie ongehinderd door kan gaan. Zonder afkoelingsperiode bestaat het concrete risico dat schuldeisers overgaan tot executiemaatregelen die de transactie – die in het belang is van de gezamenlijke schuldeisers – kunnen doorkruisen. Een geslaagde transactie is in het belang van de gezamenlijke schuldeisers omdat dit een gunstiger resultaat zal opleveren dan een faillissementssituatie. De aandeelhouders zullen gedurende de verlenging van de afkoelingsperiode de noodzakelijke stortingen blijven doen, zodat verzoeksters aan haar lopende verplichtingen kan voldoen. De stortingen worden verwerkt in de rekeningcourantverhouding tussen de aandeelhouders en verzoeksters.
2.3.
Naast de ontwikkelingen van de verkooptransactie is er ook belangrijke vooruitgang in de totstandkoming van een akkoord geboekt. Na overleg met de belanghebbenden zijn verzoeksters tot een actuele schuldenlijst gekomen. Met [bedrijf 5] wordt nog verder gesproken over de exacte hoogte van haar vordering, maar daar lijkt snel overeenstemming te kunnen worden bereikt. De belanghebbenden worden gedurende het WHOA-traject wekelijks op de hoogte gehouden door verzoeksters.

3.De zienswijzen van de belanghebbenden

3.1.
[bedrijf 4] ziet dat de beloofde voortgang van het akkoord met enige vertraging wordt waargemaakt. De beoogde transactie leidt tot een voor haar voordeligere afwikkeling van haar vordering in vergelijking met een faillissementssituatie. [bedrijf 4] wenst zich daarom niet te verzetten tegen de verlenging van de afkoelingsperiode.
3.2.
[bedrijf 5] is van mening dat er geen belangrijke vooruitgang is geboekt in de totstandkoming van het akkoord. De koopovereenkomst is namelijk onder een opschortende voorwaarde gesloten. Ook heeft [bedrijf 5] nog niet alle door haar gewenste documenten ontvangen van verzoeksters.
3.3.
De observator meent dat afkoelingsperiode kan worden verlengd. De noodzaak van de afkoelingsperiode en het belang van de schuldeisers is volgens de observator duidelijk. Bij een onbezwaarde levering van het onroerend goed kunnen de schuldeisers namelijk een volledige voldoening van hun vordering tegemoet zien.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid
4.1.
Nu de rechtbank zich in het kader van deze akkoordprocedure buiten faillissement eerder (relatief) bevoegd heeft verklaard, is zij gelet op artikel 369 lid 8 Fw eveneens bevoegd kennis te nemen van het voorliggende verlengingsverzoek.
Verlenging afkoelingsperiode
4.2.
Verzoeksters hebben tijdig, dat wil zeggen vóórdat de lopende afkoelingsperiode was verstreken, om verlenging van de afkoelingsperiode verzocht. Verzoeksters zijn dan ook ontvankelijk in hun verzoek.
4.3.
De rechtbank is aan de hand van het standpunt van [bedrijf 4] , [bedrijf 5] , de observator en verzoeksters van oordeel dat is voldaan aan de vereisten van artikel 376 lid 4 Fw. Er is summierlijk gebleken dat verlenging van de afkoelingsperiode noodzakelijk is om de levering van het onroerend goed mogelijk te maken en om een akkoord tot stand te brengen. Een (dreigende) uitwinning van activa kan immers de transactie – en daarmee een akkoord – in gevaar brengen. Met de te ontvangen koopsom kunnen alle schulden – eventueel behoudens de schulden aan de aandeelhouders – worden voldaan. Dit is een beter resultaat voor de schuldeisers dan in geval van een faillissement. Er is daarom ook summierlijk gebleken dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers bij een afkoelingsperiode zijn gediend en dat belangen van individuele schuldeisers niet wezenlijk worden geschaad. Verzoeksters hebben verklaard dat de aandeelhouders er zo nodig voor zullen zorgen dat verzoeksters hun lopende verplichtingen kunnen voldoen gedurende de verlenging van de afkoelingsperiode. De daaruit voortvloeiende vorderingen van de aandeelhouders zullen worden achtergesteld ten opzichte van de vorderingen van de andere schuldeisers.
4.4.
Op grond van artikel 376 lid 5 Fw dient de rechtbank te beoordelen of aannemelijk is gemaakt dat belangrijke vooruitgang is geboekt bij de totstandkoming van het akkoord. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verzoeksters dit voldoende aannemelijk gemaakt. Verzoeksters hebben kopers gevonden voor het onroerend goed en de transactie is inmiddels in een afrondende fase. Het te ontvangen bedrag vormt de basis van het aan te bieden WHOA-akkoord. De contouren van het akkoord hebben ze al in een eerdere fase al opgesteld en gecommuniceerd met de schuldeisers.
4.5.
De rechtbank zal het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode toewijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek ex artikel 376 lid 5 Fw aldus toe dat de bij beschikking van 5 april 2024 tot 16 mei 2024 afgekondigde afkoelingsperiode wordt verlengd tot en met 28 juni 2024, die inhoudt:
- dat elke bevoegdheid van schuldeisers, behalve ING, tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoeksters behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoeksters bevinden, gedurende een (verlengde) afkoelingsperiode niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid.
Deze beslissing is gegeven door mr. R. Cats, voorzitter, mr. A.E. de Vos en mr. J.C.A.T. Frima, en in aanwezigheid van mr. M.J.P. Vink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.