ECLI:NL:RBDHA:2024:23313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
NL24.33757
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielzaak van alleenstaande minderjarige vreemdeling uit Somalië met onduidelijke herkomst en identiteit

In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van een alleenstaande minderjarige vreemdeling uit Somalië, aangeduid als eiseres. De rechtbank Den Haag heeft op 11 november 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de minister van Asiel en Migratie de asielaanvraag van eiseres had afgewezen. De minister oordeelde dat het verhaal van eiseres niet geloofwaardig was en dat zij onvoldoende bewijs had geleverd van haar identiteit en herkomst. Eiseres heeft hiertegen beroep aangetekend. Tijdens de zitting op 22 oktober 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres, haar voogd, een tolk en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij de herkomst van eiseres niet geloofwaardig achtte en dat hij niet had beoordeeld of eiseres bij terugkeer naar Somalië door Al-Shabaab gebied moest reizen. De rechtbank oordeelde dat de minister ten onrechte de geboortedatum van eiseres had aangepast en dat dit onzorgvuldig was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het besluit van de minister vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, rekening houdend met de bevindingen van de rechtbank. Eiseres heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.33757
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de asielaanvraag van [eiseres] . De minister heeft aan [eiseres] geen asielvergunning verleend [1] , omdat hij haar verhaal niet gelooft. [eiseres] is het hier niet mee eens. Daarom heeft zij beroep ingesteld. De minister heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 22 oktober 2024 op zitting behandeld. Dit is in het belang van [eiseres] achter gesloten deuren gebeurd. [2] Bij de zitting waren aanwezig: [eiseres] , de voogd van [eiseres] van [bedrijf] , S. Mahad als tolk in de Somalische taal, de gemachtigde van [eiseres] en de gemachtigde van de minister. Voorafgaand aan de zitting heeft de rechtbank een kindgesprek gevoerd met [eiseres] . Daarbij waren de tolk en de voogd van [eiseres] aanwezig. De rechtbank heeft van dit gesprek op de zitting een samenvatting gegeven.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is het voor een deel eens met de minister en voor een deel met [eiseres] . De rechtbank zal dat hierna uitleggen. Daarbij komen de volgende punten aan de orde:
- wat [eiseres] heeft verteld over waarom zij is gevlucht (het asielrelaas);
- het standpunt van de minister over het asielrelaas;
- de vragen die de rechtbank moet beantwoorden en de beantwoording daarvan;
- wat het oordeel van de rechtbank betekent.
Het asielrelaas van [eiseres]
3. [eiseres] heeft de Somalische nationaliteit. Zij zegt dat zij op [geboortedatum] 2009 is geboren. [eiseres] heeft het volgende verklaard over de reden waarom zij asiel heeft gevraagd. Haar moeder is toen zij nog jong was overleden. Zij heeft daarna eerst bij haar oma gewoond. Toen zij negen jaar oud was, heeft haar vader haar meegenomen. Zij is toen samen met haar twee zussen in de woning van haar vader en stiefmoeder gaan wonen. [eiseres] en haar zussen zijn daar door hun stiefmoeder mishandeld. [eiseres] heeft verteld dat zij daar littekens aan heeft overgehouden. Op enig moment heeft een man met de naam [naam 1] aan haar vader gevraagd of hij met haar zus [naam 2] mocht trouwen. [naam 1] behoort tot Al-Shabaab. [naam 2] is toen naar haar oma gevlucht. Omdat [naam 2] er niet meer was toen [naam 1] terugkwam, is besloten dat [eiseres] met [naam 1] moest trouwen. Diezelfde dag heeft er een huwelijksceremonie plaatsgevonden. De volgende dag is [naam 1] weer naar de woning gekomen. [naam 1] heeft [eiseres] toen misbruikt. Hij heeft tegen haar verteld dat hij later terug zou komen om haar op een zwaardere wijze te laten besnijden. De vader van [eiseres] heeft toen besloten dat zij niet meer in de woning kon blijven. Hij heeft haar weg laten brengen naar haar oma. [eiseres] heeft hierna enkele dagen in Mogadishu verbleven om haar vertrek te regelen. Daarna is zij met een kennis van haar oma met het vliegtuig uit Somalië vertrokken. Zij is via Turkije naar Nederland gereisd.
Het besluit van de minister
4. De minister meent dat het asielverhaal van [eiseres] uit de volgende vier relevante elementen bestaat:
Identiteit, herkomst en nationaliteit;
Uithuwelijking aan een man van Al-Shabaab;
Dreiging tot herbesnijdenis; en,
Mishandelingen door stiefmoeder.
4.1.
De minister gelooft dat [eiseres] de Somalische nationaliteit heeft. De minister gelooft de identiteit van [eiseres] niet. De minister vindt namelijk dat [eiseres] niet goed heeft uitgelegd waarom zij geen identiteitsdocumenten heeft ingediend. Ook vindt de minister dat [eiseres] verschillend heeft verklaard over haar geboortedatum en de plaats waarin zij is geboren. De minister vindt het daarom onduidelijk wanneer en waar [eiseres] is geboren. De minister gelooft verder niet wat [eiseres] heeft verteld over de plek waar zij vandaan komt (de herkomst). De minister gelooft vooral de verklaring van [eiseres] over waar zij voor het laatst in Somalië heeft gewoond niet. Volgens de minister heeft zij hierover namelijk in het eerste gehoor met de IND [3] [4] andere dingen gezegd dan in het tweede gehoor [5] . De minister vindt het verder vreemd dat [eiseres] niet meer kan vertellen over [plaats] , de plaats waarin zij met haar vader en stiefmoeder heeft gewoond.
4.2.
De minister gelooft ook niet dat [eiseres] in Somalië is uitgehuwelijkt aan een man van Al-Shabaab en dat deze man heeft gedreigd haar opnieuw te laten besnijden. Ook gelooft de minister niet dat haar stiefmoeder haar heeft mishandeld. [eiseres] heeft verteld dat deze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden toen zij bij haar vader en stiefmoeder woonde. Maar de minister gelooft niet dat [eiseres] van haar negende tot haar dertiende jaar bij haar vader en stiefmoeder heeft gewoond. Daarom gelooft de minister ook niet dat eiser deze gebeurtenissen heeft meegemaakt.
4.3.
De minister heeft bekeken of [eiseres] bij terugkeer naar Somalië zo’n groot gevaar [6] zou lopen dat zij in Nederland asiel moet krijgen. De minister meent dat dit niet het geval is. Volgens de minister kan niet worden bepaald waar [eiseres] precies vandaan komt in Zuid-Centraal Somalië. De minister kan daarom niet beoordelen of [eiseres] bij een terugkeer naar Somalië door gebied van Al-Shabaab zal moeten reizen. Omdat de minister verder niet het asielrelaas van [eiseres] gelooft, vindt de minister niet dat [eiseres] zo’n groot gevaar loopt bij terugkeer naar Somalië dat zij asiel moet krijgen.
De vragen die de rechtbank moet beantwoorden
5. De advocaat van [eiseres] heeft uitgelegd dat zij het niet eens met de beslissing om [eiseres] geen asielvergunning te verlenen. Uit die uitleg blijkt dat de rechtbank de volgende vragen moet beantwoorden:
  • Mocht de minister de geboortedatum van [eiseres] aanpassen?
  • Heeft [eiseres] zoveel last van wat haar in Somalië is overkomen dat zij daar niet goed over kan vertellen?
  • Heeft de minister te weinig rekening gehouden met de leeftijd van [eiseres] en dat zij in Somalië alleen rekenen en schrijven heeft geleerd (het referentiekader)?
  • Mocht de minister de identiteit van [eiseres] en niet geloofwaardig vinden?
  • Mocht de minister de plek waar [eiseres] vandaan komt (de herkomst) niet geloofwaardig vinden?
  • Is het standpunt van de minister terecht dat [eiseres] geen gevaar loopt door Al Shabaab als zij terug moet keren naar Somalië?
Bij de beantwoording van de vragen zal de rechtbank ingaan op de argumenten van de advocaat en van de minister.
Mocht de minister de geboortedatum van [eiseres] aanpassen?
Wat vindt [eiseres] ?
6. De advocaat van [eiseres] heeft verteld dat zij het er niet mee eens is dat de minister de geboortedatum heeft aangepast. Volgens het beleid van de minister mag dit namelijk niet zomaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister ten onrechte de geboortedatum van [eiseres] heeft aangepast. Toen [eiseres] haar asielaanvraag deed, heeft de minister [geboortedatum] 2009 als geboortedatum geregistreerd. Na het gehoor van [eiseres] met de politie [7] is de geboortedatum aangepast naar [geboortedatum] 2008. De gemachtigde van de minister heeft op de zitting verteld dat zij niet weet waarom de geboortedatum van [eiseres] is aangepast en dat dit ook niet in lijn is met het beleid. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister die aanpassing ten onrechte heeft gedaan. Dit is onzorgvuldig. De minister moet dit weer aanpassen.
Heeft [eiseres] zoveel last van wat haar in Somalië is overkomen dat zij daar niet goed over kan vertellen?
Wat vindt [eiseres] ?
7. De advocaat van [eiseres] heeft uitgelegd dat [eiseres] traumatische gebeurtenissen heeft meegemaakt toen zij bij haar vader en stiefmoeder woonde. Het kan zijn dat [eiseres] hier zoveel last van heeft dat zij niet goed kan vertellen over wat daar is gebeurd. Volgens de advocaat had [eiseres] daarom medisch onderzocht moeten worden. Bij zo’n medisch onderzoek kan worden bekeken of [eiseres] psychische problemen heeft waardoor zij niet goed kan vertellen over wat haar in Somalië is overkomen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7.1.
De rechtbank oordeelt dat de minister [eiseres] niet medisch hoefde te onderzoeken. Een arts en een verpleegkundige hebben vóór de asielgehoren bekeken of [eiseres] medische problemen had waar bij het horen en het beslissen rekening mee moest worden gehouden. In het rapport [8] van de arts en de verpleegkundige staat niet dat [eiseres] last heeft van psychische problemen. Op grond van dit rapport was er daarom geen reden voor de minister om [eiseres] nader medisch te onderzoeken. De advocaat van [eiseres] heeft geen medische stukken ingediend waaruit blijkt dat [eiseres] psychische problemen heeft. De advocaat heeft alleen verteld dat [eiseres] door de gebeurtenissen in Somalië mogelijk psychische problemen heeft gekregen en dat zij in Nederland probeert te vergeten wat daar is gebeurd. Alleen een verklaring is onvoldoende om te oordelen dat de minister [eiseres] toch medisch had moeten onderzoeken. Op dit punt heeft [eiseres] geen gelijk.
Heeft de minister te weinig rekening gehouden met de leeftijd van [eiseres] en dat zij in Somalië alleen rekenen en schrijven heeft geleerd (het referentiekader)?
Wat vindt [eiseres] ?
8. De advocaat van [eiseres] vindt dat de minister er onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat [eiseres] jong is en in Somalië alleen heeft leren rekenen en schrijven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met wat [eiseres] wel en niet kan verklaren. Uit het medisch rapport over [eiseres] blijkt dat zij geen data kan noemen als zij over haar asielverhaal vertelt. De minister heeft hier volgens de rechtbank tijdens het tweede gehoor en bij de beslissing op de asielaanvraag van [eiseres] voldoende op gelet. Ook bij het stellen van de vragen in het gehoor en bij de beslissing op de asielaanvraag van [eiseres] heeft de minister voldoende rekening gehouden met het feit dat [eiseres] niet veel naar school is gegaan en nog jong is. De advocaat van [eiseres] heeft onvoldoende duidelijk gemaakt op welke punten de minister hier tijdens het gehoor of in het asielbesluit onvoldoende aandacht aan heeft gegeven. [eiseres] heeft geen gelijk op dit punt.
Mocht de minister de identiteit van [eiseres] niet geloofwaardig vinden?
Wat vindt [eiseres] ?
9. De advocaat van [eiseres] vindt dat de minister er onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat [eiseres] haar identiteit en herkomst niet kan bewijzen. De minister vindt ten onrechte dat [eiseres] haar paspoort aan haar reisbegeleidster had moeten terugvragen. De advocaat vindt verder dat [eiseres] wel degelijk voldoende heeft gedaan om identiteitspapieren te verkrijgen. Haar oma kan echter niet reizen naar de plaats waar die papieren moeten worden aangevraagd en weet bovendien niet hoe dit moet.
Wat vindt de minister?
9.1.
Op de zitting heeft de minister verklaard dat hij [eiseres] niet meer verwijt dat zij haar paspoort niet heeft teruggevraagd. De minister meent nog steeds dat [eiseres] onvoldoende moeite heeft gedaan om alsnog aan identiteitsdocumenten te komen en geen goede verklaring heeft voor waarom ze die documenten niet heeft. Ook vindt de minister nog steeds dat [eiseres] wisselend heeft verklaard over haar geboortejaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
9.2.
De rechtbank stelt vast dat [eiseres] alleen naar Nederland is gekomen. Zij had geen identiteitspapieren bij zich. De minister verwijt haar niet meer dat zij het paspoort niet heeft teruggevraagd. De vraag is of zij beter haar best had moeten doen om van haar oma papieren zoals een geboorteakte te krijgen. [eiseres] heeft contact opgenomen met haar oma en gevraagd om deze papieren. Haar oma heeft gezegd dat dit niet lukt omdat zij niet kan reizen naar de plaats waar ze de papieren moet aanvragen. De rechtbank oordeelt dat dit gelet op de situatie in Zuid-Centraal Somalië geen vreemde verklaring is. [9] De voogd heeft op de zitting gezegd dat [eiseres] eerst niet door had dat zij bij het [bedrijf] kon bellen met haar oma. Zij had steeds korte gesprekken met haar oma gehad, omdat bellen duur is. [eiseres] heeft toen ze dit wist bij het [bedrijf] een keer met haar oma gebeld. Toen heeft haar oma haar verteld dat haar vader was overleden. [eiseres] was hierdoor van slag en heeft het gesprek beëindigd. De keer erna heeft zij vooral aan haar oma gevraagd wat er precies met haar vader was gebeurd. Het is er daarom niet van gekomen om nog een keer aan de oma te vragen of zij papieren zou kunnen regelen. Alles bij elkaar oordeelt de rechtbank dat het niet redelijk is om [eiseres] te verwijten dat zij geen papieren heeft.
9.3.
De rechtbank is wel van oordeel dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de verklaringen over het geboortejaar tegenstrijdig zijn. In haar aanvraag staat dat zij in 2009 is geboren. Bij de politie en in het eerste gehoor heeft zij gezegd dat het 2008 is. Daarna heeft zij in het tweede gehoor gezegd dat het 2009 is. Dat heeft haar oma haar verteld. Zij heeft verder steeds een leeftijd opgegeven die overeenkomt met haar geboortejaar. Dus ook over haar leeftijd heeft zij tegenstrijdig verklaard. Ook over haar geboorteplaats heeft zij tegenstrijdig verklaard. De uitleg dat zij jong is en weinig naar school is geweest, heeft de minister onvoldoende mogen vinden.
9.4.
De rechtbank stelt vast dat de minister zijn standpunt dat de identiteit van [eiseres] niet geloofwaardig is, baseert op drie punten. Alleen de tegenstrijdigheid over het geboortejaar en de geboorteplaats blijft staan. De minister heeft daarom zijn standpunt dat de identiteit van [eiseres] ongeloofwaardig is, onvoldoende toegelicht. Op dit punt klopt het besluit dus niet. Ook hier heeft [eiseres] gelijk. De rechtbank zal verderop in deze uitspraak uitleggen wat de gevolgen hiervan zijn.
Mocht de minister de plek waar [eiseres] vandaan komt (de herkomst) niet geloofwaardig vinden?
Wat vindt [eiseres] ?
10. De advocaat van [eiseres] vindt dat de minister ten onrechte niet gelooft dat zij in [plaats] bij haar vader en stiefmoeder heeft gewoond. [eiseres] heeft namelijk al in het eerste gehoor verteld dat zij in [plaats] bij haar vader heeft gewoond. De advocaat vindt het niet vreemd dat [eiseres] weinig kan vertellen over deze plaats, omdat het maar een kleine plaats is.
Wat vindt de minister?
10.1.
De minister vindt dat [eiseres] tegenstrijdig heeft verklaard over de duur van haar verblijf bij haar vader en stiefmoeder. Ook vindt hij dat zij onvoldoende heeft verteld over [plaats] . Daarom vindt de minister de herkomst van [eiseres] niet geloofwaardig.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
10.2.
De minister heeft [eiseres] tijdens het eerste gehoor en het tweede gehoor vragen gesteld over waar zij in Somalië heeft gewoond. De rechtbank oordeelt net als de minister dat [eiseres] hierover tijdens het eerste gehoor andere dingen heeft verteld dan bij het tweede gehoor. In het eerste gehoor heeft [eiseres] verteld dat zij tot haar vertrek in 2022 in Jowhar bij haar oma heeft gewoond. [eiseres] heeft verteld dat zij één keer is weggegaan uit Jowhar en een tijdje bij haar vader en stiefmoeder heeft doorgebracht in [plaats] . Daarna is zij weer teruggegaan naar Jowhar. Maar bij het tweede gehoor heeft [eiseres] verteld dat zij toen zij negen jaar was door haar vader is weggehaald uit Jowhar. Hierna heeft zij tot zij dertien jaar was bij haar vader en stiefmoeder in [plaats] gewoond. Daarna is zij uit Somalië vertrokken. De minister vindt daarom terecht dat [eiseres] wisselend heeft verklaard over hoe lang zij bij haar vader en stiefmoeder heeft gewoond. In het eerste gehoor heeft zij gezegd dat ze
“een tijdje”en
“voor een korte periode”bij haar vader en stiefmoeder heeft gewoond. In het tweede gehoor heeft ze verteld dat zij daar vier jaar heeft verbleven. Tussen die twee verklaringen zit een groot verschil. [eiseres] heeft gezegd dat zij langer bij haar oma in Jowhar heeft gewoond dan bij haar vader en dat je dan in de Somalische taal zegt dat de periode dat zij bij haar vader woonde kort was. De advocaat van [eiseres] heeft geschreven dat door een tolk is bevestigd dat dit zo wordt gezegd in het Somalisch. De advocaat heeft hiervan echter geen bewijs overgelegd, zoals een verklaring van de tolk. De advocaat heeft dit ook niet in de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor gemeld. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat mogelijke problemen met de tolk een verklaring voor deze wisselende verklaringen kunnen zijn. De advocaat heeft een opmerking gemaakt over de tolk bij het tweede gehoor. De verklaring waaruit de minister afleidt dat [eiseres] niet in [plaats] heeft gewoond, staat in het eerste gehoor. Over de tolk bij dat gehoor heeft de advocaat geen opmerkingen gemaakt. De rechtbank oordeelt daarom dat [eiseres] op het punt van de tegenstrijdige verklaringen geen gelijk heeft.
10.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister onvoldoende heeft uitgelegd dat [eiseres] te weinig over [plaats] kan vertellen. De advocaat van [eiseres] voert terecht aan dat [plaats] maar een kleine plaats is en dat daarom waarschijnlijk niet veel over deze plaats te vertellen valt. Bovendien weet [eiseres] wel enige specifieke dingen over [plaats] te vertellen. Zo heeft [eiseres] verteld dat het heel klein is en dat er alleen een paar hutjes zijn. Er is alleen een koranschool. Winkels zijn er niet, maar er is wel een plaats waar je groente kunt kopen. Zij heeft ook verteld dat Al-Shabaab er een soort gevangenis had in een huis met golfplaten. De rechtbank vindt ook van belang dat [eiseres] heeft verteld dat zij in [plaats] geen contact met andere meisjes had omdat zij niet vaak naar buiten mocht. Aangezien [eiseres] niet vaak naar buiten mocht, is niet onaannemelijk dat [eiseres] niet meer over [plaats] kan vertellen. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] op dit punt wel gelijk heeft.
10.4.
De rechtbank stelt vast dat het standpunt van de minister over de herkomst van [eiseres] op twee punten is gebaseerd. De minister heeft onvoldoende uitgelegd dat [eiseres] te weinig over de plaats [plaats] heeft verteld. Daarom is de de rechtbank van oordeel dat de minister ook niet goed heeft uitgelegd waarom hij de herkomst van [eiseres] niet geloofwaardig vindt. Dit betekent dat het asielbesluit op dit punt niet klopt. De rechtbank zal verderop in deze uitspraak uitleggen wat de gevolgen hiervan zijn.
Is het standpunt van de minister terecht dat [eiseres] geen gevaar loopt door Al-Shabaab als zij terug moet keren naar Somalië?
Wat vindt [eiseres] ?
11. De advocaat van [eiseres] vindt dat [eiseres] wel gevaar loopt om in aanraking te komen met Al-Shabaab als zij moet terugkeren naar Somalië. De advocaat begrijpt niet waarom de minister stelt dat niet kan worden bepaald uit welke plaats in Zuid-Centraal Somalië [eiseres] komt. Uit het asielbesluit van de minister blijkt namelijk dat de minister denkt dat [eiseres] langer in Jowhar heeft verbleven en slechts kort in Zuid-Centraal Somalië.
Wat vindt de minister?
11.1.
De minister vindt dat hij niet kan beoordelen of [eiseres] bij terugkeer gevaar loopt, omdat niet duidelijk is waar zij vandaan komt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
11.2.
De rechtbank heeft eerder in de uitspraak al geoordeeld dat de minister onvoldoende heeft uitgelegd waarom hij de verklaringen van [eiseres] over waar zij precies vandaan komt niet gelooft. Het standpunt van de minister dat hij niet kan beoordelen of [eiseres] door Al-Shabaab gebied moet reizen omdat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt uit welke plaats zij komt, klopt daarom ook niet. Maar ook los hiervan, is de rechtbank van oordeel dat de minister onvoldoende heeft uitgelegd waarom hij niet kon en hoefde te beoordelen of [eiseres] door Al-Shabaab gebied moet reizen. De rechtbank legt dit hierna uit.
11.3.
Op grond van het (internationale) recht is het de minister verboden om personen uit te zetten naar een land waarin die persoon gevaar loopt. [10] De minister is daarom verplicht om in de asielprocedure uit eigen beweging te beoordelen of de asielzoeker zo’n gevaar loopt. De minister moet deze beoordeling maken op grond van de verklaringen van de asielzoeker en (actuele) informatie over het land waar de asielzoeker vandaan komt. In deze zaak betekent dit dat de minister moet beoordelen of [eiseres] bij terugkeer naar Somalië gevaar loopt. Bekeken moet worden of [eiseres] door gebied van Al-Shabaab moet reizen als zij naar Somalië terugkeert. In het landenbeleid [11] van de minister staat namelijk dat de mensenrechtensituatie in Al-Shabaab gebieden heel slecht is. De minister neemt daarom aan dat personen die door gebied van Al-Shabaab moeten reizen als zij terugkeren naar Somalië gevaar lopen. Als dus blijkt dat [eiseres] bij terugkeer naar Somalië door gebied van Al-Shabaab moet reizen, dan zal [eiseres] gevaar lopen.
11.4.
De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte niet heeft beoordeeld of [eiseres] door Al-Shabaab gebied moet reizen bij een terugkeer naar Somalië. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet kan afzien van het maken van zo’n beoordeling enkel omdat hij niet weet uit welke plaats [eiseres] precies komt. De minister vindt, mede op basis van een taalindicatie, wel aannemelijk dat [eiseres] uit Zuid-Centraal Somalië komt. Verder heeft [eiseres] veel vragen over Jowhar beantwoord. Uit het besluit blijkt niet dat de minister eraan twijfelt dat [eiseres] daar heeft gewoond. Verder heeft [eiseres] verteld dat haar oma is verhuisd naar een kleine plaats. De minister heeft daar geen standpunt over ingenomen. De rechtbank is van oordeel dat de minister had moeten beoordelen of [eiseres] gevaar loopt als zij naar deze plaatsen terugkeert. Dit te meer nu uit het meest recente algemeen ambtsbericht van juni 2023 en de daarin opgenomen landkaart blijkt dat Al-Shabaab weliswaar ten opzichte van het voorgaande ambtsbericht gebied heeft verloren in bepaalde deelstaten in deze regio, maar ook nog steeds aanzienlijke delen daarvan onder controle heeft. [12] Ook op dit punt is het asielbesluit niet juist. Wat voor gevolgen dit heeft, zal de rechtbank hieronder uitleggen.

De gevolgen van het oordeel van de rechtbank

12. De rechtbank heeft vastgesteld dat het asielbesluit op een aantal punten onjuist is omdat het niet goed is toegelicht. [13] Verder is het onzorgvuldig dat de minister de geboortedatum van [eiseres] heeft aangepast. Het beroep van [eiseres] is daarom gegrond. Dit betekent dat het besluit zal worden vernietigd. De wet zegt dat de rechtbank zoveel mogelijk moet proberen om een eindoordeel te geven. Dat betekent dat de rechtbank moet bekijken of alles bij elkaar de minister de vergunning toch mocht weigeren of dat hij juist een vergunning had moeten verlenen. De rechtbank is van oordeel dat dit in dit geval niet mogelijk is. De fouten betreffen zaken die de minister moet verbeteren. Dat betekent dat de minister de geboortedatum weer moet aanpassen in [geboortedatum] 2009. Ook moet de minister de punten genoemd in 9.4, 10.3 en 11.4 opnieuw beoordelen en toelichten. De minister zal daarom opnieuw een besluit moeten nemen op de asielaanvraag van [eiseres] . De minister moet daarbij rekening houden met wat de rechtbank in deze uitspraak heeft geoordeeld. De rechtbank geeft de minister zes weken de tijd om een nieuw besluit te nemen.
13. Omdat de rechtbank het beroep van [eiseres] gegrond verklaart, krijgt [eiseres] een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding moet de minister betalen. Deze vergoeding bedraagt in totaal € 1.750,-, omdat de advocaat van [eiseres] een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 21 augustus 2024;
  • draagt de minister op binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van [eiseres] , waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan [eiseres] .
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, in aanwezigheid van mr. F.W. Victoor, griffier.
Deze uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend
binnen 1 weekna de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In het besluit van 21 augustus 2024.
2.Artikel 8:62, tweede lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
4.Het aanmeldgehoor.
5.Het nader gehoor.
6.Dit heet volgens de regels: “een reëel risico op ernstige schade”. Het gaat dan om een onmenselijke of een vernederende behandeling. De rechtbank zal dit verder “gevaar” noemen.
7.Het gaat hier om het gehoor dat [eiseres] bij de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) heeft gehad op 19 januari 2023.
8.Het MediFirst-rapport van 23 april 2023.
9.De rechtbank verwijst naar de uitleg in punt 11.3 en 11.4.
10.Dit volgt onder meer uit artikel 29, tweede lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000, artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de artikelen 4 en 19, tweede lid, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
11.Paragraaf C30/4.1.1.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
12.Zie pagina 35 van het algemeen ambtsbericht.
13.Dit heet het motiveringsbeginsel en staat in artikel 3:46 van de algemene wet bestuursrecht.