ECLI:NL:RBDHA:2024:23314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
09/089766-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte voor rijden onder invloed door uitsluiting van bloedonderzoek als bewijsmiddel

Op 9 augustus 2024 vond de terechtzitting plaats van de politierechter in de Rechtbank Den Haag, waar de verdachte werd aangeklaagd voor rijden onder invloed van alcohol en/of drugs. De verdachte, een Poolse man geboren in 1985, was bijgestaan door een beëdigde tolk vanwege zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal. Tijdens de zitting verklaarde de verdachte dat hij op het moment van het incident, dat plaatsvond op 17 september 2022 in Zoetermeer, niet op de hoogte was van zijn recht op een tegenonderzoek naar het bloedonderzoek dat was uitgevoerd. De officier van justitie voerde aan dat de verdachte onder invloed had gereden en dat dit een ernstig feit was, maar de verdediging betoogde dat het bloedonderzoek niet als bewijs kon dienen omdat de verdachte niet correct was geïnformeerd over zijn rechten. De politierechter schorste de zitting en na heropening werd het vonnis uitgesproken. De politierechter oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, en sprak hem vrij. De uitspraak benadrukte het belang van het recht op een tegenonderzoek en de gevolgen van het niet correct informeren van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Politierechter
Parketnummer: 09/089766-23

Proces-verbaal van de terechtzitting

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 9 augustus 2024.
De verklaringen van de procesdeelnemers zijn steeds zakelijk weergegeven.
Tegenwoordig:
mr. F.A.M. Veraart, politierechter,
mr. M. van Doesburg, griffier,
mr. M.S. Bettelheim, officier van justitie.
De politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
Omdat de verdachte niet of onvoldoende Nederlands beheerst, is hij tijdens het onderzoek op de terechtzitting bijgestaan door een beëdigde tolk. Wat daar is gesproken of voorgelezen heeft de tolk voor de verdachte vertolkt.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd:

[de verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1985,
wonende [adres 1] te [woonplaats] .
Later op de zitting, bij de bespreking van het feit, verklaart hij dat hij op dit adres heeft gewoond, maar op dit moment niet meer in Nederland woont. Daarna geeft hij desgevraagd het volgende postadres op:
postadres: [adres 2] , [postcode] [plaats 1] (Polen).
Als raadsman van de verdachte is mede ter terechtzitting aanwezig mr. D.A. Souisa, advocaat te Breda.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De politierechter deelt mede de korte inhoud van alle stukken van het onderzoek, voor zover van belang met het oog op enige door de politierechter te nemen beslissing.
De verdachte legt op vragen van de politierechter een verklaring af, inhoudende:
Het spijt mij heel erg en gelukkig zijn er geen gewonden gevallen. Ik had het rode licht niet opgemerkt, omdat ik met mijn vriendin aan het praten was en mijn hoofd gericht was naar mijn vriendin. Dit is de eerste keer in mijn leven dat ik met drugs op de auto in ben gestapt. Ik ben ook nog een jonge bestuurder. Ik reed volgens mij op een vrijdag of een weekenddag van een vriend terug. Daarnaast rij ik daar iedere dag van en naar werk, want ik was chauffeur. Sinds ongeveer twee jaren werk ik niet meer in Nederland, maar in Duitsland. Daar woon ik ook samen met mijn vriendin. Als ik mijn rijbewijs kwijtraak dan verlies ik ook mijn woning en werk in Duitsland. Het bedrijf waarvoor ik werk brengt mij niet naar mijn werk en ik heb privé ook mijn rijbewijs nodig. Daarnaast is mijn vriendin ook afhankelijk van mij, omdat zij ook met mij meerijdt. U, politierechter, vraagt mij of ik in staat ben om een taakstraf uit te voeren. Als het zou moeten, dan kan ik dat doen, maar dan wel in Duitsland, want daar verblijf ik en het is 600 kilometer naar Nederland. U, politierechter, vraagt mij wat ik een goede straf zou vinden, maar dat weet ik niet. Wanneer ik een rijontzegging opgelegd krijg, dan zal ik nieuw werk en een nieuwe woning moeten vinden. Ik moet mijn rekeningen wel kunnen betalen en daarnaast moet ik ook nog € 15.000,00 aan schade vergoeden vanwege dit ongeluk. Zoals u, officier van justitie, vraagt heb ik geen bericht van het CBR ontvangen of een cursus moeten volgen. Op dit moment rij ik nog auto, want mijn rijbewijs is niet ingenomen. Ik ga nooit meer rijden als ik drank of drugs op heb. U, raadsman vraagt mij waar ik verbleef op het moment dat ik verhoord werd door de politie in verband met het ongeluk. Dat was in [woonplaats] . U, raadsman vraagt mij of ik de brief heb ontvangen van het bloedonderzoek en dat ik recht heb op een tegenonderzoek. Die heb ik nooit ontvangen.
De officier van justitie voert het woord:
Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat de verdachte een hogere hoeveelheid dan toegestaan aan alcohol en/of drugs had genuttigd om nog te mogen rijden. Het rijden onder invloed van alcohol of drugs is strafbaar. Het betreft een ernstig feit, want het rijden onder invloed levert ook een gevaar voor anderen op. De verdachte is door rood gereden en heeft een ander aangereden, waarbij enkel blikschade is ontstaan. Dit had anders kunnen aflopen en dat rekening ik de verdachte aan. Op basis van de richtlijnen van het openbaar ministerie staat als straf voor hetgeen de verdachte ten laste is gelegd een taakstraf van 70 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en twaalf maanden ontzegging van de rijbevoegdheid. In het voordeel van de verdachte neem ik bij mijn strafeis mee dat de verdachte direct heeft bekend, alsook dat de verdachte in Duitsland woont en werkt en het een oud feit betreft.
De officier van justitie leest de vordering voor.
De vordering houdt in dat de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman voert het woord tot verdediging.
Bij mijn cliënt is bloed afgenomen in verband met een onderzoek naar rijden onder invloed. De waardes die uit dit onderzoek zijn gekomen worden niet betwist. Tijdens het verhoor is door de politie aan de verdachte gevraagd naar welk adres de uitslag van het bloedonderzoek gestuurd moet worden. Mijn cliënt heeft op dat moment twee adressen opgegeven, namelijk een in [woonplaats] en een in Polen, maar niet een adres in [plaats 2] . Vervolgens is de brief van het bloedonderzoek in zowel het Nederlands als Pools naar een adres in [plaats 2] gestuurd. In die brief wordt de verdachte er ook op gewezen dat hij recht heeft op een tegenonderzoek. Nu hij deze brief niet heeft ontvangen had hij geen kennis van dit recht en heeft hij dat dan ook niet kunnen effectueren. Mijn cliënt heeft mij aangegeven dat, wanneer hij had geweten dat hij recht had op een tegenonderzoek, hij hier gebruik van had willen maken. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat wanneer de verdachte niet is gewezen op zijn recht op een tegenonderzoek, geen sprake is van een geldig bloedonderzoek. De uitslag van het bloedonderzoek kan dan ook niet gebruikt worden als bewijs. Ondanks dat mijn cliënt heeft bekend kan niet gesproken van wettig en overtuigend bewijs van hetgeen hem ten laste is gelegd en dient mijn cliënt vrijgesproken te worden.
De politierechter schorst het onderzoek ter terechtzitting. Na vijftien minuten wordt het onderzoek ter terechtzitting hervat.
De officier van justitie voert andermaal het woord.
Ik sluit me aan bij hetgeen door de raadsman is aangevoerd. Het adres in [plaats 2] komt niet in het dossier terug. De verdachte heeft geen reële mogelijkheid gehad op een tegenonderzoek, waardoor het bloedonderzoek niet als bewijsmiddel kan dienen. Nu zonder dit bloedonderzoek geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs verzoek ik u de verdachte vrij te spreken.
Aan de raadsman en aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt onmiddellijk mondeling vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.

Aantekening van het mondeling vonnis

De inhoud van de tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2022 te Zoetermeer een voertuig, te weten een auto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol en/of amfetamine,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 0,25 milligram alcohol per milliliter bloed en/of 47 microgram per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.

Vrijspraak

De politierechter acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting en hetgeen partijen ter terechtzitting naar voren hebben gebracht niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte ten laste is gelegd. Dat betekent dat hij daarvan wordt vrijgesproken.

Beslissing

De politierechter:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit procesverbaal is door de politierechter en de griffier vastgesteld en ondertekend.