Op 9 augustus 2024 vond de terechtzitting plaats van de politierechter in de Rechtbank Den Haag, waar de verdachte werd aangeklaagd voor rijden onder invloed van alcohol en/of drugs. De verdachte, een Poolse man geboren in 1985, was bijgestaan door een beëdigde tolk vanwege zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal. Tijdens de zitting verklaarde de verdachte dat hij op het moment van het incident, dat plaatsvond op 17 september 2022 in Zoetermeer, niet op de hoogte was van zijn recht op een tegenonderzoek naar het bloedonderzoek dat was uitgevoerd. De officier van justitie voerde aan dat de verdachte onder invloed had gereden en dat dit een ernstig feit was, maar de verdediging betoogde dat het bloedonderzoek niet als bewijs kon dienen omdat de verdachte niet correct was geïnformeerd over zijn rechten. De politierechter schorste de zitting en na heropening werd het vonnis uitgesproken. De politierechter oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, en sprak hem vrij. De uitspraak benadrukte het belang van het recht op een tegenonderzoek en de gevolgen van het niet correct informeren van de verdachte.