ECLI:NL:RBDHA:2024:23320

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
C/09/669409 / FA RK 24-5027
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en afwijzing verzoek vervangende toestemming verhuizing naar Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw verzocht om vervangende toestemming om met hun minderjarige dochter naar Roemenië te verhuizen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De vrouw, die de Roemeense nationaliteit heeft, heeft aangegeven dat zij in Nederland geen toekomst ziet en wil verhuizen naar Roemenië, waar zij familie en een netwerk heeft. De man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, is bezorgd over het contactverlies met hun dochter als zij verhuist. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige afgewogen en geconcludeerd dat het risico op contactverlies met de vader zwaarder weegt dan het belang van de vrouw om te verhuizen. Daarom is het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw vastgesteld, met een zorgregeling voor de man, die onder voorwaarden is vastgesteld. Daarnaast is de kinderalimentatie vastgesteld op €620,- per maand, en zijn de verzoeken met betrekking tot de verdeling van de beperkte huwelijksgemeenschap en het huurrecht van de echtelijke woning toegewezen. De vrouw mag haar achternaam behouden, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 24-5027 (echtscheiding)
FA RK 24-7689 (verdeling)
FA RK 24-7685 (vervangende toestemming verhuizing)
Zaaknummers: C/09/669409 (echtscheiding)
C/09/674700 (verdeling)
C/09/674695 (vervangende toestemming verhuizing)
Datum beschikking: 19 december 2024

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en gezagsgeschil

Beschikking op het op 11 juli 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S.J. Hasselaar-Veltkamp te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H. Schouten te Haarlem.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met producties 1 tot en met 32;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift, met producties 1 tot en met 13;
  • het verweer tegen het zelfstandig verzoek, met producties 33 tot en met 47;
  • F9-formulier van 16 juli 2024 met bijlage van de zijde van de vrouw;
  • F9-formulier van 25 oktober 2024 van de zijde van de vrouw;
  • F9-formulier van 31 oktober 2024 van de zijde van de man;
  • de brief van 11 november 2024 van de zijde van de vrouw, met gewijzigde / aanvullende verzoeken en met producties 48 tot en met 63;
  • de brief van 14 november 2024 van de zijde van de man, met producties 14 tot en met 38.
Op 21 november 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en een tolk E. Kosanovic;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Beide advocaten hebben pleitaantekeningen overgelegd, en – gedeeltelijk – ter zitting voorgedragen.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2021 te [plaats 1] in beperkte gemeenschap van goederen.
  • Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] .
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
  • De vrouw heeft de Roemeense nationaliteit en de man de Nederlandse.
  • Deze rechtbank heeft op 14 juni 2024 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang, inhoudende:
 dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] en met het bevel dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
 dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te
[geboorteplaats] , aan de vrouw zal worden toevertrouwd;
 dat de man voorlopig gerechtigd is om [minderjarige] bij zich te hebben iedere week van zondag 12.00 uur tot maandag 18.00 uur, waarbij de man [minderjarige] ophaalt en thuisbrengt, onder de voorwaarde dat de man steeds voorafgaand aan het contactmoment met [minderjarige] in het bijzijn van de vrouw een urinetest zal verrichten en vervolgens aan de vrouw een negatieve urinetest laat zien;
 dat de vrouw met ingang van heden eenmaal per maand per e-mail informatie zal verschaffen aan de man over de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige] en dat de vrouw de man zal raadplegen over te nemen beslissingen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [minderjarige] ;
 dat de man aan de vrouw, met ingang van 13 mei 2024 voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige] van € 594,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
 een verwijzing van partijen naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap en
aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt, na wijziging:
de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
met nevenvoorzieningen tot:
vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw;
het verlenen van vervangende toestemming aan de vrouw om met [minderjarige] naar Roemenië (Boekarest) te verhuizen;
vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [minderjarige] , in die zin dat [minderjarige] contact heeft met de man:
primair, indien het verzoek van de vrouw ten aanzien van de vervangende toestemming tot verhuizing wordt toegewezen:
 iedere week via beeldbellen op een vast moment naar de wens van de man;
 éénmaal per maand in Roemenië, waarbij de man [minderjarige] komt bezoeken;
 éénmaal per jaar in Nederland, waarbij de vrouw met [minderjarige] voor twee weken in de zomer(vakantie) naar Nederland vliegt;
subsidiair, indien het verzoek van de vrouw ten aanzien van de vervangende toestemming tot verhuizing wordt afgewezen, een zorgregeling, waarbij de man [minderjarige] bij de vrouw ophaalt en weer terugbrengt, onder de verplichting dat de man voor ieder contactmoment ten overstaan van de vrouw een negatieve multidrugstest laat afnemen, waarvan de man de kosten dient te dragen:
 zolang de man nog bij zijn moeder woont, iedere week van zondag 12.00 uur tot maandag 18.00 uur, waarbij de overnachting plaatsvindt in de woning van de moeder van de man;
 op het moment dat de man een eigen woning heeft betrokken, iedere maandag van 08.00 tot 18.00 uur;
primair: indien het verzoek van de vrouw ten aanzien van de vervangende toestemming tot verhuizing wordt toegewezen, vaststelling van kinderalimentatie van € 489,- per maand, bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift, althans met ingang van de datum van de te wijzen beschikking en te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten en/of regelingen ten behoeve van [minderjarige] kan of zal worden verstrekt;
subsidiair: indien het verzoek van de vrouw ten aanzien van de vervangende toestemming tot verhuizing wordt afgewezen, vaststelling van kinderalimentatie van € 886,- per maand, bij vooruitbetaling per maand aan de vrouw te voldoen met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift, althans met ingang van de datum van de te wijzen beschikking en te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten en/of regelingen ten behoeve van [minderjarige] kan of zal worden verstrekt;
toedeling aan de vrouw van het huurrecht van de echtelijke woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] ;
vaststelling van de verdeling van de beperkte huwelijksgemeenschap, waarbij:
 partijen over en weer verplicht het toegenomen saldo dat is toegenomen tijdens de duur van het huwelijk op de bankrekeningen te verdelen;
 de inboedel in onderling overleg tussen partijen wordt verdeeld, met gesloten beurzen;
opname in de beschikking dat de vrouw de achternaam ‘ [achternaam] ’ zal behouden;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man refereert zich ten aanzien van de verzoeken over de hoofdverblijfplaats (mits in Nederland) en het huurrecht. Hij verweert zich tegen de overige verzoeken, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. .
Bovendien verzoekt te man zelfstandig:
te bepalen dat de man het Nederlandse en Roemeense paspoort van [minderjarige] in beheer heeft;
een zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat [minderjarige] bij de man is:
 van zondag 10.00 uur (waarbij de vrouw [minderjarige] brengt) tot maandag 18.00 uur (eten bij de vrouw) (de man brengt [minderjarige] terug), en
 van woensdag uit het kinderdagverblijf (de man haalt haar op) tot vrijdag 19.00 uur (eten bij de man) (waarbij de vrouw [minderjarige] ophaalt), en
 de helft van de vakanties volgens het schema dat als productie 11 overgelegd wordt;
de wijze van verdeling van de beperkte huwelijksgemeenschap als volgt te gelasten:
a. de bankrekeningen op naam van de man plus saldo worden aan de man toegedeeld en de bankrekening op naam van de vrouw plus saldo aan de vrouw;
b. de twee JBL-speakers die zich in de woning in [plaats 2] bevinden worden aan de man toegedeeld;
te bepalen dat de partij die op grond van de beslissingen inzake VII tot betaling van een geldsom dan wel afgifte van een goed is gehouden, deze verplichting binnen twee weken na datum beschikking dient te zijn nagekomen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw refereert zich ten aanzien van de verzoeken over de verdeling. Zij verweert zich tegen de overige verzoeken, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat zowel de man als de vrouw hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe. De rechtbank zal op grond van het eerste lid van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Ontbreken ouderschapsplan
De rechtbank stelt vast dat geen, door beide ouders ondertekend, ouderschapsplan is overgelegd. Op grond van artikel 815 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van beide ouders over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken, kan de rechtbank een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid 6 Rv).
Gelet op het verzoek van de vrouw om met [minderjarige] naar Roemenië te mogen verhuizen, is het begrijpelijk dat de ouders geen ouderschapsplan hebben opgesteld. Daarom zijn de ouders ontvankelijk in hun verzoeken.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft dit niet betwist, zodat het verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond kan worden toegewezen.
Verzoeken ten aanzien van [minderjarige] : vervangende toestemming verhuizing, hoofdverblijfplaats, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en paspoorten
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van de EU-verordening Brussel II-ter (Nr. 2019/1111) bevoegd om inhoudelijk kennis te nemen van de verzoeken met betrekking tot [minderjarige] .
Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 is Nederlands recht van toepassing.
Vervangende toestemming verhuizing naar Roemenië
Als de ouders het niet eens worden over (de toestemming voor) een verhuizing, kan dit geschil op grond van artikel 1:253a BW worden voorgelegd aan de rechter. De rechtbank zal, met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901), bij haar beoordeling alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen. Hoewel het belang van [minderjarige] een overweging van eerste orde is, neemt dat niet weg dat – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechtbank zal alle belangen moeten afwegen. Dat zijn onder meer:
  • het recht en belang van de vrouw om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor [minderjarige] en de man te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van [minderjarige] en de man op onverminderd contact met elkaar;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de leeftijd van [minderjarige] , haar mening en de mate waarin zij geworteld is in haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
  • de extra kosten van het contact na de verhuizing.
Een beoordeling betekent niet dat letterlijk alle stappen moeten worden doorlopen; slechts die criteria die relevant zijn bij de beoordeling van een in een voorliggende situatie aanwezige feiten en omstandigheden moeten in aanmerking worden genomen. Een dergelijke beoordeling kan ertoe leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging.
Relevante feiten en omstandigheden
De ouders hebben elkaar in 2019 in Roemenië ontmoet, toen de man daar op vakantie was. De vrouw is vervolgens naar Nederland gekomen, waar de ouders in april 2021 trouwden. In november 2021 is [minderjarige] geboren. Vanaf jonge leeftijd heeft grootmoeder vaderszijde een rol in de zorg voor [minderjarige] .
De vrouw heeft in Roemenië een bachelor in de rechten en een master in internationale arbitrage behaald. Zij werkte daar als advocaat en staat nog steeds ingeschreven aan de advocatenbalie van Boekarest. In Nederland heeft de vrouw nog een master handels- en vennootschapsrecht behaald.
De vrouw werkt op dit moment als juridisch adviseur bij een bedrijf in Oosterhout voor een salaris van € 4.000,- per maand. Zij heeft een tijdelijk contract tot en met 31 december 2024. Ten tijde van de zitting wist de vrouw nog niet of het contract verlengd wordt.
De ouders spraken onderling in het Engels. [minderjarige] spreekt Nederlands, Engels en (inmiddels) een beetje Roemeens.
Standpunt van de vrouw
De vrouw wil met [minderjarige] naar Roemenië verhuizen, omdat zij voor zichzelf in Nederland geen toekomst ziet. Zij stelt dat zij in Nederland geen sociaal vangnet heeft en moeite heeft met het vinden van een baan. Zij heeft na een uitgebreide zoektocht een baan gevonden waar zij lang voor moet reizen en verwacht niet dat haar contract wordt verlengd. Bovendien heeft de vrouw hoge woonlasten. Zij betaalt € 1.750,- huur (exclusief nutsvoorzieningen) per maand. De vrouw verwacht weinig van de man, omdat hij volgens haar een drugsprobleem heeft. Daardoor kan de man volgens de vrouw niet goed voor [minderjarige] zorgen.
In Roemenië verwacht de vrouw haar oude werk als advocaat weer op te kunnen pakken. Bovendien heeft zij daar vrienden en familie wonen en heeft zij de beschikking over een appartement in Boekarest. [minderjarige] kan in Boekarest naar de kinderopvang en later naar school. De vrouw heeft een school gevonden waar kinderen met Nederlandse wortels ook Nederlandse les krijgen.
Als de vrouw met [minderjarige] naar Roemenië mag verhuizen, stelt zij een contactregeling voor waarbij de man een weekend per maand naar Roemenië komt en de vrouw en [minderjarige] twee weken per jaar naar Nederland komen. De kosten van de bezoeken van de man kunnen op de kinderalimentatie in mindering worden gebracht. Daarnaast kunnen de man en [minderjarige] wekelijks videobellen. Op de zitting heeft de vrouw benadrukt dat zij ook openstaat voor andere contactwensen van de man.
Standpunt van de man
De man is bang dat hij het contact met [minderjarige] verliest als zij met de vrouw naar Roemenië verhuist. Hij denkt dat hij door de grote afstand geen goede band met haar zal kunnen onderhouden, waardoor zijn rol als vader teniet zal gaan. De man vindt de geboden alternatieven onvoldoende om een betrokken en zorgende vader te kunnen zijn en bij het dagelijks leven van [minderjarige] betrokken te blijven. In dat verband wijst hij ook op de gebrekkige communicatie tussen de ouders.
Daarnaast zal [minderjarige] volgens de man het contact met zijn familie verliezen, waar [minderjarige] nu veel contact mee heeft. Daarbij gaat het vooral om grootmoeder vaderszijde.
De man ziet bovendien de noodzaak van de verhuizing niet. Volgens de man heeft de vrouw zich nooit echt ingezet om in Nederland een netwerk op te bouwen en kan zij dit alsnog doen. De man wijst daarbij op de baan die de vrouw nu heeft, waarvan hij het niet aannemelijk vindt dat haar contract niet wordt verlengd. Daarnaast kan de vrouw volgens de man een goedkopere huurwoning zoeken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt de verhuiswens van de vrouw. Zij heeft op dit moment weinig binding met Nederland. De liefde waarvoor zij is verhuisd, bleek niet wat zij daarvan verwachtte. De man heeft niet ontkend dat hij tijdens het huwelijk veel drugs gebruikte. Daarnaar gevraagd op zitting, gaf de man zelf aan dat hij daardoor minder aanwezig was dan hij had willen zijn. Het vele drugsgebruik en de afwezigheid van de man moet ook (negatieve) invloed hebben gehad op de zorg voor [minderjarige] door de man en zijn rol als echtgenoot. Daarom begrijpt de rechtbank ook dat de vrouw nog steeds veel wantrouwen richting de man heeft, ondanks dat de man door wekelijkse negatieve drugstests heeft aangetoond dat hij sinds juni dit jaar niet meer gebruikt.
In Roemenië heeft de vrouw haar familie om op terug te vallen. Ook kan zij daar makkelijker een sociaal netwerk opbouwen en onderhouden, wat in Nederland door de taalbarrière lastiger is. Daarnaast kan zij in Roemenië weer werken als advocaat, waarmee zij naar Roemeense maatstaven een goed inkomen kan verdienen en op haar niveau kan werken.
Dit belang van de vrouw werkt door in het belang van [minderjarige] , die uiteraard gebaat is bij een gelukkige moeder.
[minderjarige] heeft echter ook belang bij een goede band met haar vader. De ouders denken allebei anders over die band, maar het is duidelijk dat [minderjarige] aan de man gehecht is. De man draagt ook, in ieder geval sinds de ouders uit elkaar zijn, een redelijk deel van de zorg voor [minderjarige] .
Als de vrouw en [minderjarige] nu naar Roemenië zouden verhuizen, ziet de rechtbank een groot risico op contactverlies tussen [minderjarige] en de man. De belangrijkste reden daarvoor is dat de ouders op dit moment op slechte voet met elkaar staan en de vrouw de man niet vertrouwt. Op de zitting vertelde zij dat zij op dit moment niet wil dat [minderjarige] bij de man overnacht als hij in Roemenië op bezoek zou komen. Vanwege de grote emotionele en praktische afstand die zal ontstaan bij een verhuizing naar Roemenië, is het onwaarschijnlijk dat dit zal verbeteren. Juist als de vrouw en [minderjarige] naar Roemenië verhuizen, heeft de vrouw een bepalende rol in het faciliteren en stimuleren van het contact tussen [minderjarige] en de man. De rechtbank heeft op dit moment geen vertrouwen in de draagkracht van de vrouw om die rol op zich te nemen.
Hetzelfde geldt voor de band van [minderjarige] met grootmoeder vaderszijde. De vrouw en grootmoeder vaderszijde hebben op dit moment een moeizame relatie, waardoor [minderjarige] en grootmoeder vaderszijde elkaar minder zien. Grootmoeder vaderszijde heeft vanaf zeer jonge leeftijd echter veel zorg voor [minderjarige] gedragen. Zij is daarmee een belangrijk persoon voor [minderjarige] . Als de vrouw naar Roemenië zou verhuizen, ziet de rechtbank ook een risico dat [minderjarige] en grootmoeder vaderszijde het contact zullen verliezen.
De rechtbank weegt het risico op contactverlies tussen [minderjarige] en haar vader zwaarder dan het belang van de vrouw om naar Roemenië te verhuizen. Daarom zal de rechtbank de vrouw geen vervangende toestemming geven om met [minderjarige] naar Roemenië te verhuizen en het verzoek van de vrouw daartoe afwijzen.
Hoofdverblijfplaats
Nu de rechtbank de vrouw geen vervangende toestemming geeft om naar Roemenië te verhuizen, verzet de man zich niet tegen bepaling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw. Dit verzoek zal daarom als op de wet gegrond, niet weersproken en in het belang van [minderjarige] worden toegewezen.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Standpunt van de vrouw
De vrouw heeft er moeite mee als [minderjarige] alleen bij de man is en bij hem blijft slapen. Daarom verzoekt zij een zorgregeling waarbij [minderjarige] , zo lang de man bij zijn moeder woont, van zondag 12.00 uur tot maandag 18.00 uur bij de man is. Als de man op zichzelf gaat wonen, wil zij dat [minderjarige] van maandag 8.00 uur tot 18.00 uur bij de man is.
Een belangrijke voorwaarde daarvoor is dat de man voor ieder contactmoment een negatieve multidrugstest toont.
Standpunt van de man
De man wil de zorgregeling uitbreiden en ziet geen reden waarom dit niet kan. Hij verzoekt een zorgregeling waarbij [minderjarige] van zondag 10.00 uur tot maandag 18.00 uur en van woensdagmiddag tot vrijdagavond 19.00 bij de man is. Hij is bereid om drugstesten te blijven doen, maar wil de kosten daarvan delen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal een zorgregeling in het belang van [minderjarige] vaststellen. Daarbij is aan de ene kant van belang dat de man en [minderjarige] voldoende tijd met elkaar kunnen doorbrengen, zodat de man een volledige en verzorgende vaderrol kan vervullen. Aan de andere kant is van belang dat de vrouw de zorgregeling moet kunnen dragen. Hiervoor is nodig dat de ouders de kans krijgen het vertrouwen in elkaar te herstellen.
Omdat de man is gestopt met het gebruiken van drugs, wat blijkt uit de veelvuldige negatieve drugstesten van de afgelopen maanden, heeft de rechtbank geen zorgen over de veiligheid van [minderjarige] als zij bij hem is. Daarom zal de rechtbank geen onderscheid maken in de situaties dat de man nog bij zijn moeder woont of op zichzelf. Het (begrijpelijke) gebrek aan vertrouwen van de vrouw jegens de man beperkt echter wel de mogelijkheden voor een uitbreiding van de zorgregeling met een overnachting. De rechtbank verwacht dat een uitbreiding van de zorgregeling met overnachting aan herstel van het vertrouwen tussen de ouders in de weg staat.
Een uitbreiding met een doordeweeks contactmoment zonder overnachting acht de rechtbank wel mogelijk. Daarom zal de rechtbank de huidige zorgregeling uitbreiden met de donderdag van 9.00 uur tot 18.00 uur. De man hoeft die dag niet te werken en is beschikbaar om voor [minderjarige] te zorgen.
Op de zitting is indringend met de man gesproken over zijn drugsgebruik tijdens het huwelijk en de begrijpelijkheid van de zorgen die daarover leven bij de vrouw. De rechtbank acht het aan de man om zich in te spannen om die zorgen weg te nemen. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de man nog zes maanden iedere week een negatieve multidrugstest moet tonen en die testen zelf moet betalen. Als de man de komende zes maanden negatief blijft testen, verwacht de rechtbank dat de vrouw haar zorgen over het drugsgebruik los kan laten.
Ouderschap blijft
Op de zitting is besproken dat de ouders zich via het CJG hebben aangemeld voor het ouderschapsbemiddelingstraject Ouderschap Blijft. De rechtbank moedigt de ouders hiertoe aan en geeft mee dat de ouders daar, nadat zij aan hun onderlinge vertrouwen hebben gewerkt, een verdere uitbreiding van de zorgregeling kunnen bespreken.
Vakanties
De man verzoekt ook dat [minderjarige] de helft van de schoolvakanties bij hem zal zijn. Op de zitting is besproken dat [minderjarige] nog geen schoolvakanties heeft. Die vakanties zullen echter wel komen en beide ouders hebben vakantiedagen die zij met [minderjarige] door willen brengen. Daarom zal de rechtbank de verdeling van de vakanties wel opnemen in de zorgregeling.
Om dezelfde redenen dat een uitbreiding van de zorgregeling met een overnachting op dit moment niet mogelijk is, is de verdeling van de vakanties bij helfte op dit moment ook niet mogelijk. De rechtbank ziet wel ruimte voor een regeling voor de krokus- en meivakantie van 2025. De rechtbank zal bepalen dat [minderjarige] in de krokusvakantie drie aaneengesloten dagen (twee nachten) bij de man zal zijn en in de meivakantie vier aaneengesloten dagen (drie overnachtingen). De ouders moeten in onderling overleg bepalen welke dagen dit zijn.
De rechtbank verwacht dat de ouders de verdeling van de vakanties vanaf de zomervakantie bij Ouderschap Blijft bespreken.
Paspoorten [minderjarige]
De man wil dat hij het Nederlandse en Roemeense paspoort in bezit krijgt, omdat hij bang is dat de vrouw met [minderjarige] naar Roemenië zal verhuizen. De vrouw is het daar niet mee eens, omdat [minderjarige] haar hoofdverblijf bij de vrouw is en het daarom logisch is dat zij de paspoorten in bezit heeft.
De rechtbank zal het verzoek van de man afwijzen. De man heeft niet concreet gemaakt dat er een reële kans bestaat dat de vrouw zonder toestemming van de man met [minderjarige] naar Roemenië zal verhuizen. Bovendien is Roemenië lid van de Europese Unie en aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag, zodat een snelle teruggeleidingsprocedure mogelijk is als de vrouw [minderjarige] zonder toestemming van de man zou overbrengen of achterhouden in Roemenië. De man heeft daarom onvoldoende belang bij zijn verzoek.
Kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat [minderjarige] in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding.
Op het verzoek tot vaststelling van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] zal de rechtbank, op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Bij de vaststelling van de kinderalimentatie en de berekening neemt de rechtbank de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie opgenomen in het Rapport alimentatienormen als uitgangspunt. De rechtbank rondt hierna in haar berekening de bedragen telkens af op hele euro’s.
Behoefte
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind (de behoefte) zijn. De behoefte van [minderjarige] is tussen partijen in geschil. De rechtbank zal daarom hierna de behoefte vaststellen.
Partijen zijn het erover eens dat de ‘basisbehoefte’ van [minderjarige] op basis van de tabel eigen aandeel uit het rapport € 880,- bedraagt. Zij zijn het niet eens over de vraag of dit bedrag moet worden verhoogd met de kosten van de kinderopvang en over de hoogte van die kosten.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat in de basisbehoefte alle normale kosten zijn begrepen. De ‘normale’ kosten van de kinderopvang worden dus geacht hierin te zijn verwerkt. Zodanige hoge kosten voor kinderopvang in verband met de verwerving van inkomsten die niet (volledig) gecompenseerd worden door lagere uitgaven op andere posten, kunnen leiden tot een correctie op het tabelbedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw voldoende heeft onderbouwd waarom de door haar gemaakte netto opvangkosten niet geacht kunnen worden (volledig) te zijn verdisconteerd in het tabelbedrag en niet gecompenseerd worden door lagere uitgaven op andere posten. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het tabelbedrag te verhogen. Daarbij zal de rechtbank rekening houden met de netto opvangkosten voor drie dagen van € 366,-, omdat dit de daadwerkelijk door de vrouw gemaakte kosten zijn. Gelet op de hierboven vastgestelde zorgregeling, ziet de rechtbank geen reden om rekening te houden met fictieve kosten voor opvang voor twee dagen.
De behoefte van [minderjarige] bedraagt met verhoging van de kosten van de kinderopvang € 1.246,- per maand. De rechtbank zal hierna beoordelen in welke verhouding deze behoefte tussen partijen moet worden verdeeld.
Draagkracht vrouw
Voor de bepaling van de draagkracht van de vrouw gaat de rechtbank uit van een inkomen uit dienstbetrekking van € 4.000,- bruto per maand, exclusief 8% vakantiegeld.
Het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop moeten volgens vaste rechtspraak bij het inkomen van de desbetreffende ouder, die het ontvangt, worden opgeteld. De rechtbank berekent het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop aan de hand van bovenstaande inkomensgegevens.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen en toeslagen, berekent de rechtbank het netto besteedbaar inkomen (hierna: NBI) van de vrouw in 2024 op € 3.849,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
Tussen partijen is in geschil of voor de bepaling van de draagkracht van partijen moet worden uitgegaan van hun werkelijke woonlasten in plaats van het woonbudget. De vrouw woont met [minderjarige] in de voormalige echtelijke woning. Zij betaalt daarvoor € 2.020,- per maand. Dit ligt aanmerkelijk hoger dan het woonbudget van € 1.155,-. Ze heeft uitgelegd dat zij op zoek is naar een goedkopere woning, maar dat zij deze niet kan vinden. Haar salaris is te hoog om voor een sociale huurwoning in aanmerking te komen en in de private sector zijn geen betaalbare woningen beschikbaar. Bovendien stelt de private sector inkomenseisen waar zij niet aan kan voldoen.
Anders dan de man, vindt de rechtbank dat de vrouw voldoende heeft onderbouwd dat het haar niet lukt om een goedkopere woning te vinden. Dat betekent dat de vrouw duurzaam aanmerkelijk hogere woonlasten heeft dan het woonbudget, welke lasten niet vermijdbaar zijn en het (voort)bestaan daarvan kan niet aan de vrouw worden verweten. Daarom zal de rechtbank bij de berekening van de draagkracht van de vrouw uitgaan van de werkelijke woonlasten.
Rekening houdend met de kosten van levensonderhoud van € 1.270,- en woonlasten van € 2.020,-, komt de draagkracht van de vrouw op € 391,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
Draagkracht man
De man werkt als geriater in opleiding en krijgt daarvoor een salaris van € 3.640,- bruto per maand, exclusief 8% vakantiegeld en 4,5% eindejaarsuitkering.
Daarnaast werkt de man op flexibele basis voor Gericall. Uit de loonstrook van de maand oktober 2024 blijkt dat de man daar van januari tot en met oktober 2024 in totaal € 6.224,03 bruto verdiende (inclusief vakantiegeld). Gemiddeld en afgerond is dit € 622,- per maand.
Daarnaast werkte de man op flexibele basis voor MediPoolFirst. Hij stelt dat hij daarmee noodgedwongen is gestopt, omdat zij geen diensten meer beschikbaar hebben. Ter onderbouwing daarvan verwijst hij naar een nieuwsbericht van de website HappyNurse, waarin staat dat de belastingdienst heeft aangekondigd dat zij vanaf 1 januari 2025 strenger gaat handhaven op schijnzelfstandigheid van ZZP’ers in de zorg. Ook wijst hij op een e-mailwisseling van 29/30 oktober 2024, waarin de man aan zijn contactpersoon bij MediPoolFirst vraagt of er nog diensten beschikbaar zijn, omdat ‘Antes’ steeds minder diensten beschikbaar heeft. De contactpersoon reageert daarop met “
Klopt inderdaad. Ik ga kijken of er nog ruimte is”.
De rechtbank is het eens met de vrouw dat hieruit onvoldoende blijkt dat de man bij MediPoolFirst geen inkomsten meer kan genereren. De e-mailwisseling is van recente datum en benoemt geen problemen met het zoeken van diensten als gevolg van het nieuwe beleid van de belastingdienst. De man heeft ook niet laten zien dat de contactpersoon daadwerkelijk geen diensten beschikbaar had, terwijl uit de e-mailwisseling juist blijkt dat zij daarnaar op zoek gaat. Daarom zal de rechtbank wel rekening houden met inkomsten van de man bij MediPoolFirst. Op basis van de door de man in de voorlopige voorzieningenprocedure overgelegde bankafschriften stelt de rechtbank het inkomen van de man bij MediPoolFirst vast op € 4.227,- bruto per jaar. Per maand komt dit neer op een bedrag van € 352,-.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met de in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen, berekent de rechtbank het NBI van de man in 2024 op € 3.626,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
Ook aan de zijde van de man ziet de rechtbank reden om rekening te houden met de werkelijke woonlasten. De man woont namelijk bij zijn moeder en heeft significant lagere woonlasten dan het woonbudget van € 1.088,-. Hij heeft naar voren gebracht dat hij vanaf maart 2025 een eigen woning wil zoeken, maar omdat dit geen gegeven is, zal de rechtbank daar geen rekening mee houden.
Volgens de man betaalt hij maandelijks € 450,- huur aan zijn moeder. Op de zitting vertelde de man echter dat de huur van de woning € 400,- bedraagt en dat hij huur betaalt om het verlies aan toeslagen voor zijn moeder te compenseren. Alles afwegende zal de rechtbank aan de zijde van de man rekening houden met woonlasten van € 150,- per maand.
Partijen zijn het erover eens dat de man € 294,- per maand aflost op zijn studieschuld en dat dit meegewogen wordt in de berekening van de draagkracht.
De rechtbank zal ook rekening houden met een bedrag van € 250,- dat de man maandelijks overmaakt aan een ex-partner voor een kind uit die relatie, omdat de man heeft laten zien dat hij dit daadwerkelijk betaalt. Omdat de man niet heeft aangetoond dat hij onderhoudsplichtig is voor dit kind, zal de rechtbank dit bedrag als ‘extra last’ meewegen bij de berekening van het draagkrachtloos inkomen van de man.
Rekening houdend met de kosten van levensonderhoud van € 1.270,-, woonlasten van € 150,-, aflossing van de studieschuld van € 294,- en een kindbijdrage van € 250,-, komt de draagkracht van de man op € 1.163,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
Draagkrachtvergelijking
De draagkracht van partijen bedraagt gezamenlijk € 1.554,- per maand (€ 1.163,- + € 391,-). Dit is voldoende om in de behoefte van [minderjarige] te voorzien. De rechtbank zal daarom een draagkrachtvergelijking maken waarbij de behoefte naar rato van ieders draagkracht zal worden verdeeld. Hiervoor gebruikt de rechtbank de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte.
Het eigen aandeel van de man bedraagt: 1.163 / 1.554 x 1.246 = € 932,-
Het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: 391 / 1.554 x 1.246 =
€ 314,-
samen € 1.246,-
Van de totale behoefte van [minderjarige] komt een gedeelte van € 932,- per maand voor rekening van de man. Een gedeelte van € 314,- per maand komt voor rekening van de vrouw.
Zorgkorting
Tussen partijen is het te hanteren zorgkortingspercentage in geschil. Omdat de man in totaal ongeveer twee dagen per week de zorg heeft voor [minderjarige] , geldt een percentage van 25. De zorgkorting bedraagt dan € 312,- per maand (25% van 1.246).
Vast te stellen kinderalimentatie
Het voorgaande betekent dat de man € 620,- (€ 932,- - € 312,-) per maand aan kinderalimentatie moet betalen.
Ingangsdatum
De rechtbank stelt voorop dat zij op grond van artikel 1:402 BW een grote mate van vrijheid heeft bij het vaststellen van de ingangsdatum. Omdat er al een voorlopige kinderalimentatie was bepaald van € 594,- per maand en dat bedrag niet veel afwijkt van de in deze beschikking berekende alimentatie, zal de rechtbank de ingangsdatum bepalen op de datum van deze beschikking.
Huurrecht
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van deze woning.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Het verzoek van de vrouw om het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toe te delen zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Verdeling beperkte huwelijksgemeenschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij ook rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing. Nu geen van de uitzonderingen van artikel 4, lid 2 van het Verdrag zich heeft voorgedaan, werd krachtens het bepaalde in artikel 4, lid 1 van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het recht van de eerste gewone verblijfplaats, te weten het Nederlandse recht, van toepassing op het huwelijksvermogensregime. Dit recht is daarop nog steeds van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
Niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt. Zij zijn op of na 1 januari 2018 met elkaar gehuwd, zodat gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 BW moet worden aangenomen dat tussen hen een wettelijke beperkte gemeenschap van goederen bestond.
De rechtbank overweegt dat nu de echtgenoten gehuwd zijn in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen, de (door indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding) ontbonden huwelijksgemeenschap op grond van artikel 1:94, lid 2 en lid 7 BW bestaat uit de goederen en schulden die voor het huwelijk reeds gemeenschappelijk waren en uit de goederen die tijdens het huwelijk (en voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding) zijn verkregen dan wel schulden die tijdens het huwelijk (en voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding) zijn aangegaan, voor zover deze niet betrekking hebben op goederen die buiten de wettelijke beperkte gemeenschap vallen.
Bij de verdeling van de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen moet als uitgangspunt worden genomen dat de echtgenoten in gelijke mate delen in de baten van de gemeenschap, terwijl ieder de lasten van de gemeenschap voor de helft moet dragen.
Partijen hebben de volgende bestanddelen naar voren gebracht:
  • bankrekening op naam van de man;
  • bankrekening op naam van de vrouw;
  • inboedel.
Partijen zijn het erover eens dat de bankrekening op naam van de man aan de man wordt toegedeeld en de bankrekening op naam van de vrouw aan de vrouw, zonder verdere verrekening. Ook zijn zij het erover eens dat de inboedel (nadat de vrouw op de zitting een geluidsbox aan de man heeft overhandigd) feitelijk is verdeeld, zonder dat verdere verrekening vereist is. De rechtbank zal dit vastleggen in de beslissing.
Behoud geslachtsnaam
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van de verzochte nevenvoorziening ten aanzien van de geslachtsnaam van de vrouw.
Uit artikel 10:19 BW blijkt dat de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling worden bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Op dit verzoek van de vrouw is daarom Roemeens recht van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
Naar Roemeens recht voert ieder van de vroegere echtgenoten na ontbinding van het huwelijk in beginsel de naam die zij voor het aangaan van het huwelijk voerden. Zij kunnen bij de scheiding echter overeenkomen dat zij de huwelijksnaam behouden. Dit kan ook door de rechter worden bepaald indien dit in het belang van een echtgenoot of een kind is (art. 383 BW).
De vrouw heeft naar voren gebracht dat zij de achternaam van de man wil behouden, omdat [minderjarige] deze ook draagt. Bovendien staat alle formele documentatie op die naam en is de meisjesnaam van de vrouw in Nederland moeilijk uit te spreken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw hiermee voldoende onderbouwd dat het behoud van de achternaam van de man in haar belang is. Daarom zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen.
Proceskosten
Omdat het een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 2021 te [plaats 1] ;
bepaalt dat de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] ,
de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
bepaalt in het kader van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken dat de minderjarige [minderjarige] bij de vader zal zijn:
  • iedere week van zondag 12.00 uur tot maandag 18.00 uur en donderdag van 9.00 uur tot 18.00 uur;
  • in de krokusvakantie: drie dagen, in goed overleg vast te stellen;
  • in de meivakantie: vier dagen, in goed overleg vast te stellen;
waarbij de man [minderjarige] ophaalt en thuisbrengt, onder de voorwaarde dat de man tot 19 juni 2025 steeds voorafgaand aan het contactmoment met [minderjarige] in het bijzijn van de vrouw een multidrugstest zal verrichten en vervolgens aan de vrouw een negatieve multidrugstest laat zien, waarvan de man de kosten draagt;
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van heden, een kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarige [minderjarige] van € 620,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de vrouw huurster zal zijn van de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] , met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
stelt de wijze van verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
1. aan de man worden toegedeeld:
1.1
de bankrekening op zijn naam;
1.2
de inboedel, zoals deze feitelijk al verdeeld is;
2. aan de vrouw worden toegedeeld:
2.1
de bankrekening op haar naam;
2.1
de inboedel, zoals deze feitelijk al verdeeld is;
bepaalt dat de vrouw de huwelijksnaam ‘ [achternaam] ’ zal behouden;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C. van Hees, C.G. Meeder en C.S.F. de Nijs, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. M.I. Noordegraaf als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 19 december 2024.