ECLI:NL:RBDHA:2024:23328

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
NL24.49782
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatregel van bewaring in asielprocedure met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Tunesische eiser. De eiser had op 7 december 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de Minister van Asiel en Migratie, op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep van de eiser, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt, behandeld op 23 december 2024. De eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was om te voorkomen dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, gezien zijn eerdere pogingen om Nederland binnen te komen en zijn onttrekking aan het toezicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring voldoende waren en dat er geen aanleiding was om een lichter middel toe te passen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49782

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. El Assrouti),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 23 december 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Essebai. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1993.
2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag, wegens het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
3. Eiser heeft de gronden die aan de bewaringsmaatregel ten grondslag zijn gelegd niet betwist. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat de aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggende gronden onvoldoende zijn om deze te kunnen dragen. Uit deze gronden volgt, in onderlinge samenhang bezien, voldoende reden om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
4. Eiser voert aan dat de minister had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel. Hij was voor zijn inbewaringstelling niet op de hoogte van de afwijzing van zijn eerste asielaanvraag en het terugkeerbesluit. Inmiddels is hij daarmee bekend en is hij bereid zich beschikbaar te houden voor de minister zodat een meldplicht kan volstaan. Hij kan terecht bij een vriend in Nederland zodat de minister op de hoogte is van zijn verblijfplaats.
5. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Ten eerste heeft daarbij te gelden dat de gronden en de daarbij gegeven motivering wijzen op een risico dat eiser zich aan toezicht zal onttrekken. Eiser heeft immers de afhandeling van zijn eerste asielaanvraag niet afgewacht maar is met onbekende bestemming vertrokken. De rechtbank merkt daarbij op dat de afwijzing van die aanvraag aan gemachtigde van eiser is toegezonden, zodat deze op de juiste wijze bekend is gemaakt. Dat eiser, zoals hij stelt, daarvan niet op de hoogte is, komt zijn rekening en risico. Verder is in dit kader van belang dat de minister de door eiser bij zijn gehoor inbewaringstelling aangegeven omstandigheden, dat hij zijn herhaalde asielaanvraag graag in vrijheid wil afwachten, heeft meegewogen. Gelet hierop heeft de minister zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat geen aanleiding wordt gezien om te volstaan met de toepassing van een lichter middel dan de inbewaringstelling. Ook de omstandigheid dat eiser ter zitting heeft aangegeven dat hij bij een vriend kan verblijven is geen omstandigheid waarin de minister aanleiding had moeten zien om een lichter middel toe te passen, gelet op het aan de gronden van de maatregel te ontlenen risico op onttrekking. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. De beroepsgronden leiden niet tot het oordeel dat de bewaring onrechtmatig is. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht. Hierbij betrekt de rechtbank dat tot het moment van het sluiten van het onderzoek ter zitting er weliswaar een voornemen is uitgebracht inzake eisers herhaalde asielaanvraag, maar er nog geen besluit is genomen zodat eiser nog immer op de juiste wettelijke grondslag in bewaring wordt gehouden.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. van Marle, rechter, in aanwezigheid van
mr.E.C.M. Boerboom, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 24 december 2024
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.